ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9294

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/017031-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • J. Derijks
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in sigaretten en belastingontduiking door verdachte en echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 oktober 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar echtgenoot gedurende bijna twee jaar een aanzienlijk bedrag bijverdiende door de handel in sigaretten zonder dat hierover accijns werd afgedragen. De vader van de verdachte kocht de sigaretten goedkoop in Rusland en stuurde deze naar Nederland, waar de verdachte en haar echtgenoot de sigaretten met winst verkochten. De verdachte hield de boekhouding bij en heeft op illegale wijze geconcurreerd met de legale handel in sigaretten, wat de branche benadeelde. Bovendien heeft zij de samenleving benadeeld door geen accijns te betalen over de ingevoerde goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk overtreden van de Wet op de accijns en de Douanewet. De artikelen die in de uitspraak zijn genoemd, zijn onder andere 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, en 5 en 97 van de Wet op de accijns. De verdachte is beschuldigd van het meedplegen van het opzettelijk overtreden van het verbod in artikel 5 van de Wet op de accijns en het in strijd handelen met de artikelen 38 en 39 van het Communautaire Douanewetboek.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, met de mogelijkheid van 100 dagen vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden zijn aangetoond. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/017031-02
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 21 oktober 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sovjetunie),
wonende te [woonplaats], [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 07 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A.H. Westendorp, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met haar echtgenoot gedurende een periode van bijna twee jaar een aanzienlijk bedrag bijverdiend door middel van de handel in sigaretten, waar geen accijns over werd afgedragen. De vader van verdachte kocht in Rusland goedkoop de sigaretten in en stuurde ze vervolgens naar Nederland. In Nederland verkochten verdachte en haar echtgenoot de sigaretten met winst, terwijl verdachte de boekhouding bijhield. Met deze invoer van accijnsgoederen heeft verdachte op illegale wijze geconcurreerd met de handel in deze goederen en daarmee deze branche benadeeld. Daarenboven heeft verdachte de samenleving benadeeld door geen accijns te betalen met betrekking tot de invoer van de goederen.
Verdachte is blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Documentatieregister d.d. 14 mei 2002, nog niet eerder voor dergelijke feiten veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 97 van de Wet op de accijns;
- 44 van de Douanewet;
- 38 en 39 van het Communautaire Douanewetboek.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN HET OPZETTELIJK OVERTREDEN VAN HET IN ARTIKEL 5, EERSTE LID, ONDER B, VAN DE WET OP DE ACCIJNS OPGENOMEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
MEDEPLEGEN VAN HET IN STRIJD MET DE ARTIKELEN 38 EN 39 VAN HET COMMUNAUTAIR DOUANEWETBOEK BINNEN HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP BRENGEN VAN GOEDEREN MET HET OOGMERK DE RECHTEN DIE BIJ INVOER VAN DE GOEDEREN ZIJN VERSCHULDIGD TE ONTDUIKEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 100 (honderd) DAGEN;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Derijks en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2002.