Rechtbank 's-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 96 en 106 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 02 / 41072 VRONTN F (beroep inzake de vrijheidsontneming)
AWB 02 / 42531 VRONTN F (beroep inzake de vrijheidsbeperking)
inzake: A, geboren op [...] 1982, staatloze Palestijn afkomstig uit Libanon alias A, geboren op [...] 1982, staatloze Palestijn, verblijvende in de Lounge te Schiphol, hierna te noemen: de vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 10 juni 2002.
In de beroepszaak van 28 mei 2002 is tot gemachtigde gesteld mr. G.G.J.A. Adang, advocaat te Utrecht. Mr. Adang is ter zitting verschenen. In de beroepszaak van 3 juni 2002 is tot gemachtigde gesteld mr. B.J.M.P. Ficq, advocaat te Amsterdam. Mr Ficq is met bericht niet ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd bij gemachtigde, mr Y.P. Ong. Mr. Ong is ter zitting verschenen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 12 maart 2002 is de vreemdeling ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
1.2 Op 13 maart 2002 heeft de vreemdeling een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 15 maart 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van de vreemdeling toegepaste vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
1.3 Bij uitspraken van 28 maart 2002 (reg.nr. AWB 02/19248 VRONTN J) respectievelijk van 10 mei 2002 (reg.nr. AWB 02/32206 VRONTN D) heeft deze rechtbank en nevenvestigingsplaats Haarlem een eerder beroep tegen de vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel ongegrond verklaard.
1.4 Op 27 mei 2002 heeft de vreemdeling een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend.
1.5 Bij beroepschrift van 28 mei 2002 (reg.nr.: AWB 02/41072 VRONTN F), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen de voortduring van de vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.6 Op 31 mei 2002 is de ten aanzien van de vreemdeling toegepaste vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw opgeheven. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde datum de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw toegepast.
1.7 Bij beroepschrift van 3 juni 2002 (reg.nr.: AWB 02/42531 VRONTN F), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.8 Bij beroepschrift van 4 juni 2002 (reg.nr.: AWB 02/42809 VRONTN A), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft de vreemdeling nogmaals beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.9 Het beroep van 4 juni 2002 (reg.nr.: AWB 02/42809 VRONTN A) staat geappointeerd op de zitting van deze rechtbank, nevenvestigingsplaats Amsterdam, van 11 juni 2002.
1.10 De openbare behandeling van de beroepen van 28 mei 2002 (reg.nr.: AWB 02/41072 VRONTN F) respectievelijk 3 juni 2002 (reg.nr. : AWB 02/42531 VRONTN F) heeft plaatsgevonden op 10 juni 2002. Ter zitting is de verdere behandeling van deze beroepen aangehouden omdat het voor de beslissing van belang wordt geacht dat verweerder een aantal vragen, waartoe de ter zitting naar voren gebrachte grieven van de vreemdeling aanleiding geven, te beantwoorden.
1.11 Op 11 juni 2002 heeft de rechtbank de gevraagde antwoorden ontvangen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en met toestemming van partijen zonder nader zitting de uitspaak bepaald op heden.
2.1 In de onderhavige procedure ligt ter beoordeling voor het beroep van 28 mei 2001, dat is gericht tegen de toepassing en voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel van 12 maart 2002. Tevens ligt in de onderhavige procedure ter beoordeling voor het beroep van 3 juni 2002, dat is gericht tegen de toepassing en voortduring van de vrijheidsbeperkende maatregel van 31 mei 2002.
2.2 De rechtbank gaat bij de beoordeling van beide beroepen uit van de navolgende feiten.
Op 12 maart 2002 is ten aanzien van de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast. De vreemdeling is diezelfde dag in het Aanmeldcentrum Schiphol geplaatst. Op 19 maart 2002 is de vreemdeling naar het Grenshospitium overgeplaatst. Op 16 mei 2002 is de vreemdeling middels een claim op de aanvoerende luchtvaartmaatschappij KLM onder escorte uitgezet naar Ivoorkust. Op 22 mei 2002 deelt de Koninklijke Marechaussee (Kmar) mede dat de KLM heeft aangekondigd dat de vreemdeling in Ivoorkust niet is geaccepteerd. De vreemdeling zal derhalve terug naar Nederland vliegen. Op 24 mei 2002 is de vreemdeling onder escorte teruggevlogen naar Nederland. De vreemdeling is diezelfde dag in het Grenshospitium geplaatst. Op diezelfde datum heeft verweerder ten behoeve van de vreemdeling een (interne) aanvraag voor een laissez-passer bij de Libanese autoriteiten ingediend.
Op 31 mei 2002 heeft verweerder de vrijheidsontnemende c.q. beperkende maatregel opgeheven. Op diezelfde datum is ten aanzien van de vreemdeling de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw toegepast. De vreemdeling is diezelfde dag in de Lounge geplaatst.
Ten aanzien van het beroep van 28 mei 2002 overweegt de rechtbank als volgt.
2.3 Nu de vrijheidsontnemende maatregel op 31 mei 2002 is opgeheven, is thans uitsluitend nog aan de orde het verzoek om toekenning van schadevergoeding. Daarvoor dient de vraag beantwoord te worden of de maatregel op enig moment voor 31 mei 2002 onrechtmatig is geweest.
2.4 Door de gemachtigde van de vreemdeling is aangevoerd dat de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 24 mei 2002 onrechtmatig is geweest. Niet kan worden staande gehouden dat de vreemdeling gedurende zijn detentie in Ivoorkust van 16 tot en met 23 mei 2002 niet uit de macht van verweerder is geweest. De vreemdeling is derhalve op 24 mei 2002 bij terugkeer in Nederland zonder recht of titel in het Grenshospitium geplaatst. Nu de maatregel op 31 mei 2002 is opgeheven komt de vreemdeling vanaf 24 mei 2002 in aanmerking voor schadevergoeding.
2.5 De rechtbank is met de gemachtigde van de vreemdeling van oordeel dat de vreemdeling, die, naar onbetwist is gebleven, de periode van 16 tot en met 23 mei 2002 in Ivoorkust in detentie heeft doorgebracht, gedurende die periode buiten de macht van verweerder is geweest. Verweerder had dientengevolge een nieuwe beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6 eerste of eerste en tweede lid, Vw, een zogenaamde plaatsingsbeschikking (Model M19), moeten slaan. Nu verweerder ten onrechte het slaan van een plaatsingsbeschikking achterwege heeft gelaten, is de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 24 mei 2002 onrechtmatig geweest. Het beroep van 28 mei 2002 (AWB 02/41072 VRONTN F) is mitsdien gegrond.
2.6 Nu de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel van 12 maart 2002 met ingang van 24 mei 2002 onrechtmatig is geweest komt de vreemdeling in aanmerking voor toekenning van schadevergoeding over de periode van 24 mei 2002 tot en met 31 mei 2002. Voor het verblijf van de vreemdeling in het Grenshospitium wordt een schadevergoeding van 45, - euro per dag toegekend. Derhalve wordt de schadevergoeding van de veemdeling begroot op 360, - euro ( 8 dagen in het Grenshospitium). De rechtbank zijn geen omstandigheden gebleken die tot matiging van de schadevergoeding zouden moeten leiden.
Ten aanzien van het beroep van 3 juni 2002 overweegt de rechtbank als volgt.
2.7 Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de vreemdeling gedurende de periode van 16 mei tot en met 23 mei 2002 buiten de macht van verweerder geweest. Uit die constatering vloeit voort dat verweerder de vreemdeling bij terugkeer opnieuw de toegang tot Nederland had moeten weigeren. Zulks is evenwel niet geschied. Hieruit vloeit tevens voort dat verweerder op 31 mei 2002 de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw onbevoegdelijk heeft opgelegd. Deze maatregel is derhalve van aanvang af onrechtmatig geweest. Het beroep van 3 juni 2002 (AWB 02/42531 VRONTN F ) is mitsdien gegrond.
2.8 Nu de toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van 31 mei 2002 onrechtmatig is geweest komt de vreemdeling in aanmerking voor toekenning van schadevergoeding over de periode van 31 mei 2002 tot en met 17 juni 2002. Voor het verblijf van de vreemdeling in de Lounge wordt een schadevergoeding van € 95, -- per dag toegekend. Derhalve wordt de schadevergoeding van de veemdeling begroot op 1615, - euro ( 17 dagen in de Lounge). De rechtbank zijn geen omstandigheden gebleken die tot matiging van de schadevergoeding zouden moeten leiden.
2.9 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op 966, - euro (1 punt voor het beroepschrift van 28 mei 2002, 1 punt voor het beroepschrift van 3 juni 2002 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
3.1 verklaart het beroep van 28 mei 2002 gegrond;
3.2 verklaart het beroep van 3 juni 2002 gegrond en beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw met ingang van 17 juni 2002;
3.3 kent aan de vreemdeling ten laste van de Staat een schadevergoeding toe van 1975, - euro (ZEGGE negentienhonderd en vijfenzeventig euro), uit te betalen door de griffier van deze rechtbank, nevenvestigingsplaats Haarlem;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad 966, - euro onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenvestigingsplaats Haarlem, dient te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs M.C.C van de Schepop, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2002, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Meesters als griffier.
Voornoemd lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van 1975, - euro (ZEGGE negentienhonderd en vijfenzeventig euro).
Aldus gedaan op 17 juni 2002, door mr. drs M.C.C. van de Schepop, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.
Afschrift verzonden op: 17 juni 2002
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.