ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9494
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.C.J.A. Huijgens
- A.J.H. Hopmans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Turkse vluchteling
In deze zaak heeft verzoeker, een Turkse nationaliteit hebbende man, een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling in Nederland. Deze aanvraag werd op 14 maart 2001 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de verweerder heeft besloten dat de uitzetting van verzoeker niet achterwege zal blijven zolang het bezwaar aanhangig is. Op 1 mei 2001 heeft verzoeker de president van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er op zijn bezwaar was beslist. De openbare behandeling van het verzoek vond plaats op 17 juni 2002.
Tijdens de procedure is gebleken dat verzoeker op 7 november 2001 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoeker, ondanks zijn claim op vluchtelingenschap, niet beschikbaar en bereikbaar is gebleven om zijn status te onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoeker recht heeft op vluchtelingenstatus, vooral gezien het feit dat hij niet heeft gereageerd op de juridische procedures en zijn vertrek met onbekende bestemming.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2002, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.H. Hopmans.