RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925501-02
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 11 november 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Jeugdhuis van Bewaring De Sprang Unit 3.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr M.J.E. Gilsing, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr W.R. Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en onder 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens het Leger des Heils te Den Haag, dit zolang die instelling zulks nodig acht ook indien zulks mocht inhouden deelname aan het Exodusprogramma en behandeling bij De Waag, Centrum voor ambulante forensische Psychiatrie;
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Overweging ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank hecht geloof aan de eerste verklaring van aangeefster [aangeefster] daar deze verklaring steun vindt in de andere zich in het strafdossier bevindende bewijsmiddelen en de rechtbank zich niet aan de indruk kan onttrekken dat haar latere verklaring inclusief de op 28 juni 2002 geschreven brief ingegeven zijn door de wens verdachte niet in de gevangenis te laten zitten.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en onder 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte is na het gebruik van cocaïne - waar hij volgens eigen zeggen slecht op reageerde - naar de woning van zijn vriendin gegaan, alwaar verdachte zijn vriendin en hun twee jaar oude dochtertje verboden heeft die woning te verlaten. Verdachte heeft zijn vriendin hierbij een doorgeladen vuurwapen getoond en in haar richting gehouden terwijl zij naast hem op de bank moest gaan respectievelijk blijven zitten.
Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van zijn vriendin. Dit soort feiten heeft in het algemeen een grote impact op de slachtoffers, die vaak nog lang gebukt gaan onder de nadelige psychische gevolgen van dergelijk handelen. Voorts leidt dergelijk handelen tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent verdachte ernstig aan dat hij onder invloed van cocaïne - die hem slecht bekomen was waardoor hij paranoïde en achterdochtig was - een vuurwapen, welke op scherp stond, in de richting van zijn vriendin gehouden heeft, aangezien zulks een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitieel Documentatieregister, gedateerd 26 juni 2002, blijkt voorts dat verdachte reeds verscheidene malen veroordeeld is wegens geweldsdelicten alsmede wegens overtreding van de Wet wapens en munitie en daaruit kennelijk onvoldoende lering heeft getrokken.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Reclassering en Dagtrainingscentrum, gedateerd 24 september 2002. Blijkens voornoemd rapport is de rapporteur van oordeel dat wapenbezit voor verdachte normaal is en derhalve wordt de kans op recidive aanwezig geacht. Voorts is de rapporteur van oordeel dat verdachte na zijn detentie hulp nodig heeft en adviseert derhalve een vrijheidsstraf, waarvan een deel voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van het exodusprogramma en behandeling bij De Waag. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een telefax, d.d. 20 september 2002 van Stichting Exodus te 's-Gravenhage aan het Leger des Heils. In die brief is vermeld dat de Stichting Exodus tot de conclusie is gekomen dat verdachte in het begeleidingsproject van Exodus kan worden opgenomen op voorwaarde dat verdachte wordt aangemeld bij De Waag.
De toepasselijke wetsartikelen.
- 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en onder 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 primair:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de afdeling reclassering van de Stichting Welzijn- en Gezondheidszorg van het Leger des Heils te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien zulks mocht inhouden deelname aan het Exodusprogramma en behandeling bij De Waag, Centrum voor ambulante forensische Psychiatrie;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 24 juni 2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 juni 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Boerwinkel en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Steen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2002.
Mr. Boerwinkel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.