ECLI:NL:RBSGR:2002:AF0589

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/44669, 02/44685
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Azerbeidzjaanse vader en zoon afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid, rechtbank oordeelt dat geloofwaardigheid moet worden aangenomen

In deze zaak hebben eisers, een vader en zijn zoon van Azerbeidzjaanse nationaliteit, een asielaanvraag ingediend die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 25 juni 2002 uitspraak gedaan. De eisers stelden dat zij problemen ondervonden vanwege de etnisch Armeense afkomst van de echtgenote van de vader, wat leidde tot hun vlucht uit Azerbeidzjan. De rechtbank oordeelde dat de geloofwaardigheid van de asielrelazen van eisers moet worden aangenomen, ondanks het ontbreken van reisdocumenten. De rechtbank wees op de overgelegde documenten die geen sporen van vervalsing vertoonden en concludeerde dat de ontvoering van de echtgenote en dochter van eiser 1, evenals de daaropvolgende dood van de echtgenote, een directe aanleiding vormden voor hun vertrek uit Azerbeidzjan.

De rechtbank verwierp het standpunt van de IND dat eisers zich konden beroepen op de bescherming van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De rechtbank stelde vast dat er een niet denkbeeldige kans bestond dat een hernieuwd verzoek om bescherming hen zou schaden, gezien de kwetsbare positie waarin zij zich bevonden. De rechtbank oordeelde dat de tegenwerping van een vestigingsalternatief elders in Azerbeidzjan onvoldoende onderbouwd was, aangezien eisers al meerdere keren waren verhuisd zonder dat dit hun problemen had opgelost. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen van de IND en droeg de IND op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/44669 en 02/44685 BEPTDN BN1 GZ AL2
UITSPRAAK
inzake: A,
ook bekend als A,
en bekend als A,
geboren op [...] 1952,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
eiser 1,
alsmede zijn zoon B,
geboren op [...] 1974,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
eiser 2,
IND dossiernummers 0206.07.8005 en 0206.07.8006,
gemachtigde: mr. G.J. Lemmen, advocaat te Heythuysen;
tegen:
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. E. Bervoets,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 7 juni 2002 hebben eisers aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikkingen van 10 juni 2002 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd.
1.2 Bij brief van 11 juni 2002 is beroep ingesteld tegen deze beschikkingen. Het beroep is ter zitting van vrijdag 21 juni 2002 behandeld. Eisers zijn niet ter zitting verschenen. De gemachtigde van eisers is wel ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan. Aangezien verweerder de aanvragen heeft afgewezen in het aanmeldcentrum, dient in dat kader tevens beoordeeld te worden of de aanvragen op zorgvuldige wijze binnen 48 uur kon worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van eisers komt op het volgende neer.
Eisers zijn Azeri's afkomstig uit Azerbeidzjan. Eisers hebben hun land van herkomst verlaten vanwege de problemen die zij hebben ondervonden vanwege de etnisch Armeense afkomst van de echtgenote van eiser 1, de moeder van eiser 2. Zo werd eiser 2 verschillende malen opgepakt door de politie wegens vermeend drugsbezit. Nadat eiser 1 vervolgens een geldbedrag betaalde werd eiser 2 weer vrijgelaten. De directe aanleiding voor het vertrek van eisers was de ontvoering van de echtgenote en dochter van eiser 1 op 27 april 2002. De echtgenote en dochter werden ontvoerd door onbekende personen die losgeld van eiser 1 eisten. Op 1 mei 2002 is eiser 1 naar de politie is gegaan om aangifte te doen van de ontvoering. De dag daarop hebben de ontvoerders gebeld met de mededeling dat ze ervan op de hoogte waren dat eiser 1 ondanks hun uitdrukkelijke waarschuwing toch naar de autoriteiten was gegaan en dat zij daarom de echtgenote van eiser 1 hadden gedood. Tevens hebben zij gedreigd dat eisers als volgende aan de beurt zullen zijn. Op 5 mei 2002 werd eiser 1 door de politie meegenomen naar het ziekenhuis. Eiser 1 diende zijn echtgenote te identificeren. Zij was door een messteek om het leven gebracht. Nadat de echtgenote van eiser 1 was begraven op 8 mei 2002, hebben eisers besloten om hun land van herkomst te verlaten. Op 14 mei 2002 hebben zij Azerbeidzan verlaten. Eisers hebben tot op heden niets vernomen van de dochter van eiser 1, de zuster van eiser 2.
3.2 Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen, omdat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de relazen nu eisers geen reispapieren, documenten of bescheiden hebben overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvragen en zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat het ontbreken van deze documenten niet aan hen is toe te rekenen. Verweerder ziet in de door eisers gestelde problemen als gevolg van het gemengde huwelijk van eiser 1 voorts geen aanleiding om eisers in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning. Eiser 1 heeft slechts een kopie van de huwelijksakte overgelegd, zodat hieraan niet die waarde kan worden toegekend die eiser 1 eraan wil toedichten. Derhalve is niet vast komen te staan dat eiser 1 gehuwd is met wie hij zegt gehuwd te zijn. Indien toch uitgegaan dient te worden van het huwelijk van eiser 1, dan nog is niet aannemelijk dat er verband bestaat tussen de problemen en de Armeense afkomst van zijn echtgenote dan wel dat de autoriteiten bij de problemen betrokken waren. Eisers baseren zich enkel op vermoedens en speculaties. Eisers hebben immers geen concrete aanwijzingen kunnen geven en weten op essentiële onderdelen van hun relazen geen informatie te geven. Bovendien heeft eiser 2 nog verklaard dat mogelijk ook geld een motief was voor de ontvoering. Voorts is van belang dat eisers in de jarenlange discriminatie nooit aanleiding hebben gezien om hun land van herkomst te verlaten. Nu eiser 1 jarenlang heeft deelgenomen aan het openbare leven is er kennelijk geen sprake (geweest) van een situatie van dien aard dat deze te herleiden zou zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Hierbij is voorts van belang dat uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 augustus 2001 (kenmerk: DPC/AM-708848) naar voren komt dat gemengd gehuwden waarvan de man etnisch Azeri is en de vrouw etnisch Armeens, die na de wapenstilstand met Armenië van 1994 in Azerbeidzjan zijn achtergebleven, doorgaans zijn geïntegreerd in de Azerbeidzjaanse samenleving. Sinds 1994 hebben zich geen etnische zuiveringen of gerichte acties van de Azerbeidzjaanse autoriteiten tegen personen van Armeense afkomst meer voorgedaan. Uit het ambtsbericht komt tevens naar voren dat, hoewel de etnisch Armeense afkomst van de vrouw of kinderen uit een gemengd huwelijk (mede) aanleiding kan zijn voor intimidatie of achterstelling, deze problemen in beginsel niet van dien aard zijn dat zij zijn te herleiden tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.
Nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de autoriteiten betrokken zijn bij de ontvoering van de dochter en de dood van de echtgenote van eiser 1, valt uit de verklaring van eisers niet anders af te leiden dan dat het hier een commuun delict betreft. Nu eisers eveneens niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een verband bestaat tussen de genoemde gebeurtenissen en de etnische afkomst van de echtgenote van eiser 1, is het niet aannemelijk dat het delict het gevolg is van een specifiek op eisers of hun familie gerichte negatieve belangstelling in verband met een van de in het Verdrag genoemde gronden. Bovendien hadden eisers tegen de gestelde problemen de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen. Uit genoemd ambtsbericht blijkt dat bescherming kan worden verkregen van de Azerbeidzjaanse (hogere) autoriteiten. Het is niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten eisers niet kunnen of willen beschermen, nu eisers van de gestelde incidenten voor 27 april 2002 nimmer aangifte hebben gedaan. De omstandigheid dat de aangifte van eiser 1 omtrent de ontvoering van zijn echtgenote en dochter en de dood van zijn echtgenote door de autoriteiten in behandeling is genomen, vormt een aanwijzing temeer dat de autoriteiten eisers ter wille zijn. Dat de onderzoeken tot aan het vertrek uit het land van herkomst nog niet het voor eisers wenselijke resultaat hebben opgeleverd, duidt er geenszins op dat de autoriteiten niet in staat zijn of bereid zijn om eisers ter dienst te zijn.
Eisers komen tevens niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid. De dood van de echtgenote van eiser 1 valt immers niet onder een van de categorieën genoemd in het traumatabeleid. Evenmin is gebleken dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
3.3 Eisers stellen zich op het standpunt dat het gemis aan documenten hen niet valt toe te rekenen. Eisers hebben tevens voldoende gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen afgelegd.
Eisers hebben problemen ondervonden vanwege het gemengde huwelijk van eiser 1 en zijn echtgenote. De problemen die daardoor ontstonden, waren de redenen om te vluchten. De ontvoering van de dochter van eiser 1 is een uitvloeisel van de haat tussen de Armenen en Azeri's. De overheid neemt zelfs deel aan deze haatgevoelens. Eisers kunnen derhalve geen bescherming van de overheid krijgen. Het beroep van eisers op het Vluchtelingenverdrag is derhalve terecht. Eisers zijn uit voorzorg gevlucht toen zij begrepen dat de ontvoerders in de kringen van de overheid gezocht moeten worden.
Eisers zijn dan ook van mening van dat hun vluchtrelazen te ingewikkeld zijn om zonder nader onderzoek in het AC af te doen.
4 Overwegingen
4.1 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, of c, Vw 2000 dient te worden verleend. Eisers zullen daarom aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hen persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.
4.2 Op grond van artikel 1 (A) Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
4.3 De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uitgegaan dient te worden van de geloofwaardigheid van de relazen van eisers. Eisers hebben immers diverse documenten (geboorteaktes, paspoorten en een overlijdensakte) overgelegd met betrekking tot hun identiteit en nationaliteit die volgens het rapport van de Koninklijke Marechaussee van 7 juni 2002 geen sporen van vervalsing bevatten. Zoals ter zitting is gebleken twijfelt verweerder niet aan de nationaliteit en identiteit van eisers. Het enkele feit dat eisers geen reisdocumenten hebben overgelegd, kan niet tot het oordeel leiden dat de relazen van eisers als ongeloofwaardig dienen te worden beschouwd.
Voor de (inhoudelijke) beoordeling van de relazen van eisers acht de rechtbank het volgende van belang. Uit de relazen van eisers blijkt dat zij diverse problemen hebben ondervonden vanwege de etnische afkomst van de echtgenote van eiser 1, telkens nadat in de omgeving van eisers de Armeense afkomst van de echtgenote bekend is geworden. Eisers hebben getracht deze problemen te voorkomen door te meerdere keren te verhuizen (waarvan de stempels achterin de paspoorten blijk geven) en verder zo onopvallend mogelijk te leven. De directe aanleiding voor het vertrek van eisers was de ontvoering van de echtgenote en dochter van eiser 1 op 27 april 2002, de daarop volgende dood van de echtgenote en het dreigement gericht aan het adres van eisers. De asielrelazen van eisers komen naar het oordeel van de rechtbank overeen met de beschrijving in het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 augustus 2001, pagina 53, voetnoot 63, waaruit blijkt dat problemen bij (gedwongen) wisseling van omgeving kunnen ontstaan.
Verweerder heeft zich in de bestreden beschikkingen en ter zitting op het standpunt gesteld dat eisers tegen de gestelde problemen de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen. De rechtbank volgt verweerder hierin evenwel niet. Uit de relazen van eisers blijkt dat de ontvoerders van de echtgenote en dochter van eiser 1 contacten onderhielden met een of meerdere politie-agenten. Verweerder bestrijdt dit niet. Voorts neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat uit de verklaringen van eisers niet valt af te leiden dat de politie de aangifte van de ontvoering serieus in behandeling heeft genomen. De rechtbank wijst in dit verband op de onverschillige houding van de autoriteiten tijdens de identificatie van de echtgenote van eiser 1 zoals die blijkt uit de laatste alinea van pagina 11 van het nader gehoor van eiser 1.
De rechtbank merkt tevens op dat de omstandigheid dat eiser 1 twee dagen door de politie is vastgehouden na de identificatie van zijn echtgenote als merkwaardig voorkomt.
Anders dan verweerder meent, is het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank eerder een bevestiging van hetgeen in het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 augustus 2001 staat beschreven op pagina 53, namelijk dat er sprake is van willekeur bij de Azerbeidzjaanse overheid bij het verlenen van bescherming. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de niet denkbeeldige kans bestaat dat een hernieuwd verzoek van eisers om bescherming zich opnieuw tegen hen zou keren en de kwetsbare positie waarin zij zich reeds bevonden verder zou verergeren. Van eisers kan derhalve niet gevergd worden dat zij zich aan dit niet ondenkbeeldig risico blootstellen.
Voor zover verweerder meent dat eisers een vestigingsalternatief hebben elders in Azerbeidzjan, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het feit dat in genoemd ambtsbericht van 14 augustus 2001 op pagina 60 alleen wordt verwezen naar formele vestigingsvrijheid van overheidswege, is deze tegenwerping naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Immers, juist door zich elders te vestigen, vestigen eisers de aandacht van de Azerbeidzjaanse autoriteiten op zich hetgeen eisers nu hebben getracht te voorkomen. In dit verband laat de rechtbank meewegen dat eisers reeds vijf keer verhuisd zijn zonder dat dit een einde heeft gemaakt aan hun problemen. Gelet op het vorenstaande kan verweerder eisers geen vestigingsalternatief tegenwerpen.
4.4 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
4.5 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eisers gemaakte proceskosten.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikkingen van 10 juni 2002 en bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ad 644,- euro onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eisers dienen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 25 juni 2002.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 25 juni 2002