RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037895-01
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 12 november 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van respectievelijk 4 juli 2002 en 29 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr E.J.P. Nolet, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord ter terechtzitting van 4 juli 2002.
De raadsman is verschenen ter terechtzitting van 29 oktober 2002, verdachte is niet verschenen.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Vos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 3 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, Restaurant-Hotel Savelberg B.V., tot een bedrag van € 21.932,05, met de bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 10.616,17 subsidiair 185 dagen hechtenis ten behoeve van Restaurant-Hotel Savelberg B.V.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen pistool, zwarte patroonhouder en zes patronen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2 primair en 3 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een woning en daar diverse goederen weggenomen. Verdachte is voorbij gegaan aan de hoeveelheid angst en de gevoelens van onveiligheid die een inbraak in een particuliere woning met zich meebrengt voor de slachtoffers. Voorts heeft verdachte zijn positie als werknemer bij het bedrijf waar hij werkte misbruikt door de gelegenheid te geven en inlichtingen te verstrekken aan de mededader(s) om een inbraak aldaar gemakkelijker te maken. Er is onder meer een geldbedrag weggenomen van ongeveer vijftigduizend gulden. Ook heeft verdachte een gevonden rijbewijs waarvan hij had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof onder zich gehouden. Hiermee heeft verdachte geen recht gedaan aan de belangrijke waarde die dit document voor de rechtmatige eigenaar heeft. Voorts zijn bij verdachte na huiszoeking een hem toebehorend pistool en zes patronen gevonden. Het bezit van vuurwapens is maatschappelijk gezien een ernstig feit nu een vuurwapen dat ook daadwerkelijk gebruikt wordt, veel leed kan veroorzaken en vuurwapens bovendien vaak in verband staan met het plegen van misdrijven zoals die door verdachte zijn begaan.
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat verdachte blijkens een uittreksel van het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 maart 2002 nog niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte bereid is tot het verrichten van een werkstraf. De rechtbank neemt kennis van het reclasseringsrapport d.d. 23 oktober 2002. De rechtbank concludeert uit dit rapport en de verschillende brieven vanwege de reclassering d.d. 23 april 2002 en 24 juni 2002 dat er zeer geringe bereidheid bestaat bij verdachte zich te laten behandelen. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende garantie bestaat dat verdachte wel zijn medewerking zou verlenen aan een eventueel op te leggen werkstraf al dan niet in combinatie met een behandeling op grond van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf. Voorts is ter terechtzitting niet gebleken dat verdachte ongeschikt zou zijn voor eventuele detentie.
De vordering van de benadeelde partij.
Restaurant-Hotel Savelberg B.V., gevestigd te Oosteinde 14, 2271 EH Voorburg, heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 21.932,05.
Deze vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 subsidiair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen, met de bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 29, 30, 31 en 32 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan; en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 36f, 48, 57, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 primair en 3 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
MEDEPLICHTIGHEID AAN DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
SCHULDHELING;
ten aanzien van feit 4:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 13 november 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 16 november 2001,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 16 november 2001;
heft op het op 16 november 2001 opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, Restaurant-Hotel Savelberg B.V., toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Restaurant-Hotel Savelberg B.V., gevestigd te Oosteinde 14, 2271 EH Voorburg, een bedrag van€ 21.932,05, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 29, 30, 31 en 32, te weten een pistool, een patroonhouder en zes patronen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Daal, voorzitter,
Schaffels en Segers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2002.