ECLI:NL:RBSGR:2002:AF0956
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Rechtbank in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 november 2002 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de minister van Justitie als eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een beroepschrift dat door de minister van Justitie was ingediend tegen een besluit van de verweerder van 23 november 2001. De minister had eerder, op 20 december 2001, abusievelijk het beroepschrift ingediend bij de verweerder, waarna de rechtbank om opheldering vroeg over de gang van zaken. De verweerder heeft vervolgens het beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank Dordrecht, die het beroep op 31 mei 2002 niet-ontvankelijk heeft verklaard en het verzet daartegen op 6 september 2002 ongegrond heeft verklaard. Hierdoor was de zaak onherroepelijk beslist.
De Rechtbank 's-Gravenhage oordeelde dat zij onbevoegd was om opnieuw van het beroep kennis te nemen, aangezien er reeds onherroepelijk op het beroep was beslist door een andere rechtbank. De rechtbank benadrukte dat eenzelfde rechter niet voor een tweede keer kan oordelen over een beroep dat al eerder is behandeld. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daar geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier T.N.F. van der Gaarden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.