ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1225
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning tot verblijf op basis van taalanalyse en aanvullend gehoor
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 juni 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van een vergunning tot verblijf van eiser, die van Sierra Leoonse nationaliteit zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de vergunning terecht was ingetrokken op basis van artikel 12a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De intrekking was gebaseerd op een taalanalyse en een aanvullend gehoor, waaruit bleek dat eiser niet afkomstig was uit Sierra Leone. De rechtbank deelde de twijfels van eiser over de rechtmatigheid van de taalanalyse niet en concludeerde dat er geen bijzondere reden was om aan de resultaten van de taalanalyse te twijfelen. Eiser had op vrijwillige basis meegewerkt aan het onderzoek en zijn gemachtigde was vooraf op de hoogte gesteld van de procedure.
De rechtbank stelde vast dat uit het aanvullend gehoor van november 1999 bleek dat eiser niet in staat was om gedetailleerde informatie over zijn land van herkomst te geven, terwijl hij dat in een eerder gehoor in 1996 wel had gedaan. Dit, in combinatie met de resultaten van de taalanalyse, leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser de Nederlandse autoriteiten doelbewust had misleid. De rechtbank oordeelde dat de taalanalist voldoende deskundig was en dat de taalanalyse op zorgvuldige wijze was uitgevoerd. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn afkomst uit Sierra Leone aannemelijk maakte, en de rechtbank vond de door hem overgelegde stukken onvoldoende om zijn stelling te onderbouwen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open.