ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1360

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/925180-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. van Kempen
  • M. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging tot gewelddadige diefstal in postkantoor met wapens

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 december 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een poging tot gewelddadige diefstal in een postkantoor. De officier van justitie, mr. Remmerswaal, had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor de overige feiten. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, waarin werd gesteld dat de opsporingsambtenaren in strijd met de wet hadden gehandeld door wapens door te laten. De rechtbank oordeelde dat de opsporingsambtenaren rechtmatig hebben gehandeld door de inbeslagname op een later tijdstip uit te voeren, en dat er geen sprake was van bewijsuitsluiting of strafvermindering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een zeer professioneel opgezette poging tot diefstal, waarbij gebruik van geweld of bedreiging met geweld niet werd geschuwd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, gezien de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft de gevangenisstraf gemotiveerd en bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf. Het verzoek van de raadsman tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals wapens en andere artikelen, aan de verdachte worden teruggegeven, met uitzondering van de voorwerpen die in verband staan met de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925180-02
's-Gravenhage, 02 december 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (België),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Th. Scholtus, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Remmerswaal heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie.
De raadsman heeft een niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd. Hij stelt dat opsporingsambtenaren in deze in strijd met het verbod van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering wapens hebben doorgelaten. Hij verduidelijkt dat blijkens de processen-verbaal ten grondslag liggend aan de gevraagde en verkregen bevelen tot opneming van telecommunicatie, het onderzoek in deze aanvankelijk gericht is op [medeverdachte1] als verdachte van kort gezegd onder meer gewapende overvallen. Bij dat opsporingsonderzoek zijn nadien [medeverdachte2] en [medeverdachte3] als verdachten betrokken. Bij observaties op 20 februari 2002 is gezien dat [medeverdachte3] en [medeverdachte2] in Delft een goed gevulde tas ophalen. Later die avond ziet het observatieteam (OT) mannen, onder wie [medeverdachte3] en [medeverdachte2], met tassen bij gestolen auto's staan, en ziet de auto's naar Roermond rijden en bij het postkantoor parkeren, en op een later moment ziet het OT mannen met tassen de Kloosterwandstraat in Roermond in lopen. In de optiek van de politie moet intussen duidelijk zijn geworden dat een overval zou worden uitgevoerd en dat in de tassen inbrekerswerktuigen en/of wapens aanwezig waren. Die avond wordt niet tot optreden ter inbeslagname overgegaan. Het arrestatieteam wacht met zodanig optreden tot de volgende ochtend (21 februari 2002) 06.00 uur. Die vorige avond echter al had de politie zicht, in de zin van een grote mate van zekerheid, een sterk vermoeden, op voorwerpen waarvan het aanwezig hebben bij de wet verboden is vanwege hun schadelijkheid voor de volksgezondheid en hun gevaar voor de veiligheid. Met het oog op de algemenere belangen van een integere strafrechtspleging dient onder de hier aan de orde zijnde feiten en omstandigheden het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard, althans dient sprake te zijn van bewijsuitsluiting, althans dient deze schending te worden vertaald in een vermindering van straf als die zou worden opgelegd, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De opsporingsambtenaren hebben naar het oordeel van de rechtbank de tassen, ten aanzien waarvan op dat moment nog slechts een vermoeden bestond dat er wapens in zouden kunnen zitten, onder toezicht aanwezig laten zijn, waarna zij op een later tijdstip tot inbeslagname zijn overgegaan. De opsporingsambtenaren hebben derhalve gebruik gemaakt van het hun in artikel 126ff, eerste lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering, toekomende recht om in het belang van het onderzoek op een later tijdstip tot de inbeslagneming over te gaan. Van een doorlaten in de zin van het door opsporingsambtenaren bewust op de markt laten komen van verboden wapens is dan ook in het onderhavige geval geen sprake. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in haar vervolging en er geen sprake is van bewijsuitsluiting, noch strafvermindering.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een gewelddadige diefstal in een postkantoor. Gezien de eerder uitgevoerde voorbereidingshandelingen en de artikelen die ze mee hadden genomen, zoals schoonmaakmiddelen, pruiken, een scanner, wapens, munitie en een handgranaat, acht de rechtbank het aannemelijk dat hier sprake is van een zeer professioneel opgezette actie, waarbij het gebruik van geweld, danwel de bedreiging daarmede, niet zou worden geschuwd. De verwerpelijkheid van een dergelijk delict spreekt voor zich en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het Documentatieregister d.d. 22 februari 2002, is hij reeds eerder voor gewelddelicten veroordeeld.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van na te melden gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman tot algehele schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. De rechtbank acht de gronden en redenen die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid nog onverkort aanwezig en is van oordeel dat het maatschappelijk belang in onderhavig geval zwaarder weegt dan de door de raadsman te terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk zijn zieke vader.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 6, te weten
- 1.00 STK Muts, helmmuts,
- 1.00 STK Sleutel, BMW, [kenteken],
- 1.00 PR Schoenen, SANCHO ONE,
- 1.00 STK Muts, bivakmuts,
- 1.00 STK Sleutel, autosleutel,
- 1.00 STK personenauto, BMW 320i, [kenteken].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 47, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
POGING TOT DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN OF VERGEZELD OF GEVOLGD VAN GEWELD OF BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN OF GEMAKKELIJK TE MAKEN, OF OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van feit 3 en feit 4:
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 JAREN;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 21 februari 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 22 februari 2002,
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 6, te weten
- 1.00 STK Muts, helmmuts,
- 1.00 STK Sleutel, BMW, [kenteken],
- 1.00 PR Schoenen, SANCHO ONE,
- 1.00 STK Muts, bivakmuts,
- 1.00 STK Sleutel, autosleutel,
- 1.00 STK personenauto, BMW 320i, [kenteken];
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van Kempen en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 02 december 2002.