1.1 Eisers 1 tot en met 4 stellen zich het volgende ten doel: het verlenen van zorg op medische grondslag door aan hen verbonden artsen en medische specialisten alsmede tandartsen geregistreerd dan wel vatbaar voor registratie bij de bevoegde instellingen ten behoeve van de Nederlandse gezondheidszorg en erkende instellingen, op zelfstandige basis dan wel in samenwerking met zorginstellingen. Aan dit doel is uitvoering gegeven met bijstand van (tand)artsen voornamelijk afkomstig uit Zuid-Afrika. Na selectie van de artsen sluiten eisers 1 tot en met 4 maatschapscontracten met hen af.
1.2 Eiseres onder 1 (SZMS) heeft op 4 januari 2002 met eiser onder 5 ([eiser5]) en op 12 april 2002 met eiseres onder 6 ([eiser6]), beiden tandartsen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit, een maatschapsovereenkomst gesloten. De maatschap met [eiser5] is aangevangen op 1 november 2001 en met [eiser6] op 1 juli 2002. [eiser5] en [eiser6] zijn in 2002 geclausuleerd ingeschreven in het BIG-register voor tandartsen.
1.3 Op 12 april 2002 heeft [eiser6] bij gedaagde een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) gevraagd. Op die aanvraag is nog niet beslist.
1.4 Op 26 juni 2002 heeft [eiser5] bij de korpschef van het regionaal politiekorps Groningen een verblijfsvergunning aangevraagd. Bij beschikking van 17 september 2002 heeft gedaagde (de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie) deze aanvraag afgewezen. De motivering van gedaagde luidt onder meer dat niet is gebleken dat het verblijf van [eiser5] hier te lande op een van de gronden als vermeld in artikel 13 Vreemdelingenwet 2000 dient te worden toegestaan. Nu [eiser5] niet over een mvv beschikt, wordt de aanvraag tevens grond van artikel 16 lid 1, aanhef en onder a Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.71 lid 1 Vreemdelingenbesluit 2000 afgewezen. Niet gebleken is dat in casu van toepassing zijn artikel 17 lid 1 onder a tot en met f Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.71 lid 2 Vreemdelingenbesluit 2000. Het beroep van [eiser5] op artikel 3.71 lid 4 Vreemdelingenbesluit 2000 (hardheidsclausule) is door gedaagde niet gehonoreerd.
1.5 Bij brief van 26 april 2002 heeft gedaagde (de toemalige staatssecretaris van Justitie) onder meer als volgt aan SZMS ([SZMS]) bericht: "(...) Uit de door u overgelegde stukken blijkt dat de overeenkomsten die u met de specialisten aangaat maatschapsovereenkomsten zijn. Vreemdelingenrechtelijk gezien is er in dit geval geen sprake van toelating van een werknemer nu immers geen tewerkstellingsvergunning benodigd is. Er moet dan ook worden vastgesteld dat deze werkwijze niet binnen de vastgestelde regels voor toetreding tot de verkorte mvv-procedure past. (...) nu eerst nader onderzoek nodig is naar de door u gekozen maatschapsconstructie. Allereerst zal (...) moeten worden vastgesteld dat er bij maatschapsconstructies in het algemeen geen sprake is van schijnconstructies. In dit kader zal beoordeeld moeten worden of de door u met de medisch specialisten gesloten maatschapsovereenkomsten in het kader van het vreemdelingenrecht aangemerkt kunnen worden als een verzoek voor toelating als zelfstandige. Hiertoe is nader overleg met de overige betrokken departementen (EZ, VWS en SZW) (...) geïndiceerd (...) Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een eerste snelle analyse van de door u aangeleverde dossiers uitwijst (de maatschapsovereenkomst buiten beschouwing latend) dat aan de overige toelatingsvoorwaarden lijkt te worden voldaan (BIG-registratie, voldoende middelen van bestaan, gelegaliseerde akten, etc). (...)".
1.6 Bij brief van 8 mei 2002 heeft de staatssecretaris onder meer als volgt aan SZMS bericht: "(...) In uw faxbericht [van 6 mei 2002] stelt u ten onrechte vast dat een mvv-procedure niet van toepassing zou zijn op verblijfsaanvragen op basis van de door uw Stichting aangegane maatschapsovereenkomsten met de medische specialisten. In mijn brief van 26 april 2002 is evenwel enkel gesteld dat "deze werkwijze niet binnen de vastgestelde regels voor toetreding tot de verkorte mvv-procedure past".(...) gelet op de maatschapsovereenkomsten die u afsluit met de specialisten is er in uw geval echter geen sprake van een werknemer die bij uw Stichting in dienst treedt, zodat uw Stichting niet voldoet aan de voorwaarden tot toetreding tot deze verkorte mvv-procedure. Dat betekent derhalve dat het voor de toelating van de medisch specialisten noodzakelijk is dat de gewone mvv-procedure gevolgd wordt (...)".
1.7 Bij brief van 6 augustus 2002 heeft gedaagde (het hoofd van de IND) onder meer als volgt aan SZMS bericht: "(...) kan ik u voorts melden dat inmiddels overleg heeft plaatsgevonden (...) Dit overleg heeft evenwel niet geleid tot de conclusie dat vast staat dat de werkzaamheden van de artsen in het kader van de door uw Stichting gekozen maatschapconstructie in het vreemdelingrechtelijke toetsingskader aangemerkt kunnen worden als werkzaamheden als zelfstandige. Wel is gebleken dat het wenselijk is (...) overleg met u te agenderen (...) om enerzijds informatie uit te wisselen over de diverse procedures en anderzijds meer inzicht te verkrijgen in de door u gekozen maatschapconstructie. (...) Bij brief van heden heb ik aan uw advocaat (...) bericht dat er geen aanleiding is om vrijstelling te verlenen van het mvv-vereiste. (...) Mij hebben evenwel signalen bereikt dat er in de afgelopen periode een aantal tandartsen op basis van een visum Nederland zijn binnengekomen waarna (...) een aanvraag voor een vergunning tot verblijf werd ingediend. (...) zal een dergelijke aanvraag waarbij betrokkene al in Nederland verblijft, in beginsel worden afgewezen op grond van het feit dat niet voldaan wordt aan het mvv-vereiste. (...)".
1.8 Bij brief van 10 oktober 2002 heeft gedaagde (de IND) ten slotte onder meer als volgt aan SZMS bericht: "(...) Bij faxbericht van 4 september 2002 bent u uitgenodigd voor een gesprek op 10 oktober 2002 waarbij ook de ministeries van VWS en SZW alsmede de CWI [Centrale Organisatie Werk en Inkomen te Zoetermeer] vertegenwoordigd zouden zijn. Inmiddels hebben echter nadere ontwikkelingen plaatsgevonden die ertoe geleid hebben dat het op dit moment door géén van de betrokken ministeries opportuun wordt geacht dit gesprek doorgang te laten vinden. gebleken is namelijk dat door uw bemiddeling artsen naar Nederland zijn gehaald en tewerkgesteld zonder dat de benodigde verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen waren afgegeven. In mijn brief van 6 augustus 2002 (...) was u steeds met klem aangeraden de artsen eerst na afgifte van een mvv Nederland te laten inreizen. Aangezien in een aantal gevallen sluiting dreigde van afdelingen in het betreffende ziekenhuis indien de arts weer terug naar Zuid-Afrika zou moeten gaan om een mvv aan te vragen heeft de IND (...) met spoed een thans door de ziekenhuizen gestarte nieuwe verblijfsprocedure afgerond waardoor deze artsen hier alsnog legaal kunnen werken. Naar aanleiding van de publiciteit die onder meer hierover is ontstaan, heeft de Minister van Justitie op 1 oktober 2002 aan de Tweede Kamer nog eens benadrukt dat sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie en dat in de toekomst strikt de hand zal worden gehouden aan de bestaande regels. De door u toegepaste werkwijze, het laten inreizen in Nederland zonder dat de benodigde vergunningen zijn verkregen, acht ik niet gewenst. Zoals ook al door de Minister van Justitie op 1 oktober 2002 is meegedeeld aan de Tweede Kamer vindt er thans dan ook een onderzoek plaats naar de handelwijze van uw Stichting. (...)".
1.9 Ter zitting heeft gedaagde meegedeeld dat het in de brief van 10 oktober 2002 genoemde onderzoek thans wordt verricht door het ministerie van Economische Zaken (EZ).