ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1629
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.M.D. Aardema
- G.M.T.M. Sips
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag vergunning tot verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 juni 2002 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door eiser A, geboren op [...] 2000, van Iraakse nationaliteit. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf, welke door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De gemachtigde van eiser, mr. R.I.R. Denz, had een beroepschrift ingediend, maar het griffierecht was niet voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag terecht was aangemerkt als een reguliere aanvraag op basis van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser stelde dat de aanvraag ook als asielaanvraag had moeten worden opgevat, maar deze stelling werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor de reflexwerking die eiser aanvoerde.
De rechtbank benadrukte dat de vrijstelling van griffierecht voor asielzaken, zoals bedoeld in artikel 81 Vw 2000, niet van toepassing was op reguliere aanvragen. Aangezien er geen vergelijkbare bepaling voor reguliere zaken bestond, was eiser op grond van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht verschuldigd. De gemachtigde van eiser had het griffierecht niet voldaan, ondanks herhaalde waarschuwingen van de rechtbank. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de gemachtigde niet in verzuim was geweest.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen vier weken na verzending van de uitspraak.