RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-7573130-02
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 18 november 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, De Kantelberg (Unit 4) te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr M.E. Bosma, advocaat te Delft, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Krol heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van euro 950,-, subsidiair 19 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen wikkels, poeders, gripzakjes, XTC pillen en cs-gas zal worden onttrokken aan het verkeer, dat het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen rietje, joint, zeef, weegschaal, mes, telefoons, parkeermeter, gripzakje inhoudende 6 pakjes en diverse rietjes en muts zullen worden verbeurdverklaard en dat het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen geld wordt bewaard ter vereffening van de op te leggen boete.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de deels op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode vanuit zijn café gehandeld in cocaïne en heeft daar ook aan anderen de gelegenheid geboden om drugs te gebruiken en te verhandelen in een speciale gebruikersruimte. Dit blijkt ondermeer uit de vele gebruiksattributen die de politie aantrof bij de doorzoeking van voornoemd café. Naast cocaïne zijn er door de politie ook XTC-pillen (MDMA) aangetroffen. Dit klemt temeer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat het gelegenheid geven om drugs te gebruiken inherent aan het exploiteren van een horeca-gelegenheid is. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de maatschappelijke overlast die de handel in en het gebruik van harddrugs met zich meebrengen, welke gevolgen in het onderhavige geval in de directe omgeving, te weten in de buurt waar het café zich bevindt, direct merkbaar waren. Verdachte heeft enkel uit persoonlijk winstbejag gehandeld. Hard drugs brengen schade toe aan de volksgezondheid. Zij werken ook andere strafbare feiten in de hand die leiden tot grote financiële schade, overlast en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte volgens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en acht een gevangenisstraf van na te melden duur dan ook passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1c, 4c, 6c, 10c, 11c, 12c, 13c, 14c, 15c, 16c, 17c, 18c, 19c, 25c en 26c onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze aan de dader of toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het maatschappelijk belang.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2c, 3c, 5c, 7c, 8c, 9c, 20c, 21c, 22c, 23c, 24c, 27c en 28c verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien de aan verdachte toebehorende voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen en met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn voorbereid/begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 2, 10, 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende Lijst I.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij
- gewijzigde - dagvaarding onder 1, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 4:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN WAPEN VAN CATEGORIE II;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 26 juli 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 juli 2002;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1c, 4c, 6c, 10c, 11c, 12c, 13c, 14c, 15c, 16c, 17c, 18c, 19c, 25c en 26c, te weten dertien wikkels inhoudende poeder, twee poeders, een gripzakje hennep, XTC-pillen, drie gripzakjes XTC-pillen, een gripzakje inhoudende wit poeder, een plak hashish en een busje Body Guard CS gas;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2c, 3c, 5c, 7c, 8c, 9c, 20c, 21c, 22c, 23c, 24c, 27c en 28c, te weten een rietje, een joint, een zeef, een weegschaal, een mes, twee telefoons; een bovenzijde van een parkeermeter, een hoeveelheid geld zijnde in totaal euro 699,56, een gripzakje inhoudende 6 pakjes en diverse rietjes, en een bivakmuts.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Oskam en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2002.