ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1805

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/004019-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • G. Oskam
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gijzeling en gewelddadige diefstal met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen twee Afrikaanse mannen naar een woning heeft gelokt. De slachtoffers werden vastgebonden, mishandeld, beroofd en bedreigd met messen en een vuurwapenachtig voorwerp. Dit gebeurde als vergelding voor een eerdere diefstal door een van de mededaders. De rechtbank oordeelt dat deze vorm van eigenrichting volstrekt ontoelaatbaar is en een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De slachtoffers zijn tegen hun wil vastgehouden en de rechtbank benadrukt de traumatiserende impact van deze daden op hen. De verdachte heeft een kleinere rol gespeeld dan de andere daders, wat in de strafmaat is meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor medeplegen van gijzeling en gewelddadige diefstal, gepleegd met geweld en bedreiging. De verdachte was in voorlopige hechtenis gesteld op 13 mei 2002 en de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-004019-02
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 18 november 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A.B. Baumgarten, advocaat te Voorburg, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr G. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft tezamen met anderen twee Afrikaanse mannen naar een woning gelokt, waarna zij aan handen en voeten werden vastgebonden. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers mishandeld, beroofd en bedreigd met messen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dit alles omdat een van de mededaders door de Afrikaanse mannen zou zijn bestolen. Dit is een vorm van eigenrichting die volstrekt ontoelaatbaar moet worden geacht en die een zeer ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De slachtoffers zijn tegen hun wil vastgehouden en bedreigd waarbij verdachte zich in het geheel niet heeft gerealiseerd welk een traumatiserende en angstopwekkende werking hiervan uitgaat voor die slachtoffers. Verdachte heeft tezamen met de mededaders gebruik gemaakt van de ontstane situatie en de slachtoffers beroofd van hun waardevolle bezittingen, nadat was gebleken dat noch door de Afrikanen noch door derden een geldbedrag zou worden afgegeven ter compensatie van de eerdergenoemde diefstal. Naast de gevoelens van angst en onveiligheid bij de directe slachtoffers, versterken dit soort feiten de angst- en onveiligheidsgevoelens die in de samenleving leven. Derhalve rekent de rechtbank deze handelswijze verdachte ernstig aan. De rechtbank stelt wel vast dat verdachte een kleinere rol in het geheel heeft gehad dan de andere daders en houdt daar rekening mee bij de op te leggen straf.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur dan ook passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 57, 282a, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
MEDEPLEGEN GIJZELING;
ten aanzien van feit 2:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 10 mei 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 13 mei 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Oskam en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2002.