RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1 Op of omstreeks 4 augustus 1998 is in verband met het vervoer van een zending van 20.572 rozenstekjes van Nederland naar Kenia tussen Stokman en Van de Put een nog nader te kwalificeren overeenkomst gesloten. Van de Put heeft Stokman inzake deze overeenkomst een opdrachtbevestiging gezonden d.d. 4 augustus 1998. Op 10 augustus 1998 is in het kader van voormeld vervoer voorts een CMR-vrachtbrief opgemaakt (nummer 233880).
1.2 Met Lufthansa is een overeenkomst tot vervoer door de lucht van de rozenstekjes van Schiphol naar Nairobi aangegaan. De stekjes dienden in Nairobi te worden afgeleverd aan Osirian. Hieromtrent is op 10 augustus 1998 Air Way Bill nummer 020 6926 8485 afgegeven.
1.3 Op 10 augustus 1998 zijn de rozenstekjes door een chauffeur van Van de Put met een eigen gekoelde vrachtwagen bij Stokman te Aalsmeer opgehaald en naar Schiphol vervoerd. Op Schiphol zijn de stekjes door (C.S.C. Nederland B.V. namens) Lufthansa in ontvangst genomen. Lufthansa heeft de stekjes vanaf Schiphol over de weg in een gekoelde vrachtwagen vervoerd naar Frankfurt. Op 11 augustus 1998 in de ochtend zijn de stekjes op de luchthaven van Frankfurt gearriveerd. Op 11 augustus 1998 in de avond zijn de stekjes per vliegtuig verder vervoerd naar Nairobi. Op de luchthaven van Nairobi zijn de stekjes op 12 augustus 1998 door Osirian in ontvangst genomen.
1.4 Vanaf de luchthaven van Nairobi zijn de stekjes op 14 augustus 1998 over de weg verder vervoerd naar het eindadres: Stokman Rozen Kenia te Naivasha. Op het moment van aflevering aldaar bleken de rozenstekjes te zijn verdroogd c.q. gebroeid.
1.5 Zürich is de verzekeraar van Stokman.
2. Vordering, grondslag en verweer
2.1 Zürich c.s. vorderen na verandering van de grondslag van hun eis bij conclusie van repliek - kort gezegd - de hoofdelijke veroordeling van Van de Put en Lufthansa om aan Zürich c.s. te betalen ƒ 30.142,33 ter zake van schadevergoeding, ƒ 3.500,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, de CMR-rente ad 5% per jaar vanaf 23 september 1998, en kosten voor expertise, in de dagvaarding gesteld op ƒ 3.140,--, een en ander met veroordeling van Van de Put en Lufthansa in de proceskosten.
2.2 Volgens Zürich c.s. is Van de Put als gecombineerd vervoerder danwel - subsidiair - als opvolgend vervoerder met inachtneming van de toepasselijke aansprakelijkheidslimiet voor de schade aansprakelijk. Lufthansa is volgens Zürich c.s. aansprakelijk als opvolgend vervoerder, althans - subsidiair - op grond van onrechtmatige daad.
2.3 Van de Put en Lufthansa hebben ieder voor zich gemotiveerd verweer gevoerd.
3. Beoordeling
De bevoegdheid
3.1 Ten aanzien van Van de Put is de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd van de onderhavige vordering kennis te nemen, hetzij - indien moet worden aangenomen dat Van de Put als expediteur is opgetreden - omdat zij in het arrondissement Den Haag is gevestigd, hetzij - indien moet worden aangenomen dat Van de Put als vervoerder is opgetreden - op grond van het bepaalde in artikel 28 van het Verdrag van Warschau (hierna zal worden overwogen dat en waarom naar het oordeel van de rechtbank het Verdrag van Warschau op het onderhavige vervoer van toepassing is).
3.2 Ten aanzien van Lufthansa vloeit de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voort uit artikel 28 Verdrag van Warschau. De rechtbank te Den Haag is relatief bevoegd nu (mede)gedaagde Van de Put in het arrondissement Den Haag gevestigd is. Lufthansa heeft zich overigens niet op relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank beroepen.
De relatie Stokman - Van de Put; Van de Put vervoerder of expediteur?
3.3 In de relatie tussen Zürich c.s. en Van de Put is in de eerste plaats van belang of Van de Put als vervoerder is opgetreden, zoals Zürich c.s. stellen, of als expediteur, zoals Van de Put stelt. Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
3.4 Van de Put heeft Stokman op 4 augustus 1998 een opdrachtbevestiging gezonden, waarin staat gespecificeerd dat het vervoer zou plaatsvinden door de lucht en wel met een op die opdrachtbevestiging door middel van het vluchtnummer aangeduide vlucht van Lufthansa. De opdrachtbevestiging maakt voorts melding van het nummer van de ter zake van het vervoer opgemaakte Air Way Bill. Een en ander vormt een aanwijzing dat Van de Put niet zelf als vervoerder zou optreden, maar het vervoer naar Kenia voor Stokman - als expediteur - zou regelen.
3.5 Ook het woord "handling" in de naam van Van de Put en de verwijzing onderaan de opdrachtbevestiging naar de "Conditions of the Federation of Dutch Forwarding Agents" wijzen in de richting van een optreden als expediteur.
3.6 Op de in 3.4 bedoelde Air Way Bill staat Stokman als afzender - en derhalve als contractspartij van Lufthansa - vermeld, terwijl voorts met zoveel woorden staat aangegeven dat Van de Put optreedt "as agent for" Stokman.
3.7 Aan de onder 1.1 genoemde CMR-vrachtbrief, nummer 233880, kan niet de conclusie worden verbonden dat Van de Put in haar verhouding tot Stokman toch als vervoerder zou moeten worden aangemerkt. Op deze vrachtbrief, die volgens Van de Put overigens is opgemaakt door Stokman, staat niet vermeld wie de vervoerder is. De omstandigheid dat de vrachtwagenchauffeur van Van de Put, Peter, zijn naam c.q. handtekening onder de vrachtbrief heeft geplaatst en het kenteken van zijn vrachtwagen heeft ingevuld, is - mede in het licht van het in de voorgaande alinea's overwogene - onvoldoende om te kunnen concluderen dat tussen Stokman en Van de Put een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen. Met de vrachtwagen van Van de Put zijn de stekjes van Aalsmeer naar Schiphol vervoerd. De rechtbank is in dit verband met Van de Put van oordeel dat hier hooguit sprake was van een voortransport, waarvoor de bepalingen van het hoofdtransport niet gelden, voorafgaand aan het daadwerkelijke transport.
3.8 Ook aan het feit dat op de factuur van Van de Put aan Stokman d.d. 14 augustus 1998 de term "vrachtkosten" wordt gehanteerd, kan geen betekenis worden toegekend. Dit zegt immers niets over de vraag of Van de Put als vervoerder optrad danwel dat was overeengekomen dat Van de Put het vervoer voor Stokman zou regelen. De in rekening gebrachte bedragen ad ƒ 5.321,80 en ƒ 65,-- zijn overigens te herleiden tot de hierboven onder 3.4 al besproken opdrachtbevestiging van 4 augustus 1998 en betreffen respectievelijk het gewicht van de zending (1804 kg) maal de afgesproken prijs per kg (ƒ 2,95) en de kosten van afhandeling.
3.9 Op basis van al het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat Van de Put in haar relatie tot Stokman is opgetreden als expediteur. Dat dit ook voor Stokman duidelijk was, blijkt uit de door Stokman aan Osirian gezonden factuur d.d. 10 augustus 1998, waarin Stokman Van de Put zelf aanduidt als "expeditor". Ook Cunningham Marine, de door Zürich c.s. ingeschakelde expert, merkt Van de Put in haar expertiserapport aan als expediteur.
Gevolgen voor de vorderingen voorzover ingesteld tegen Van de Put
3.10 Als expediteur kan Van de Put niet worden aangesproken voor het - veronderstelde - feit dat de rozenstekjes niet onbeschadigd op de plaats van bestemming zijn aangekomen. Zij kan slechts worden aangesproken voorzover zij een verplichting met betrekking tot - kort gezegd - de organisatie van het vervoer niet of niet deugdelijk zou zijn nagekomen. Daaromtrent hebben Zürich c.s. echter niets gesteld en het is evenmin gebleken dat hiervan sprake zou zijn.
3.11 Zürich c.s. hebben voorts niet gesteld dat de schade aan de stekjes zou zijn ontstaan tijdens het vervoer met de (gekoelde) vrachtwagen van Van de Put van Aalsmeer naar Schiphol. In hun conclusie van repliek gaan Zürich c.s. er integendeel van uit dat de broeischade op een later moment tijdens het transport is ontstaan. Zo ook de door Zürich ingeschakelde expert Cunningham Marine in haar rapport van 28 januari 1999.
3.12 Gelet op al het voorgaande dienen de vorderingen, voor zover deze tegen Van de Put zijn gericht, te worden afgewezen.
De vorderingen voorzover ingesteld tegen Lufthansa; toepasselijke bepalingen
3.13 Ter beantwoording van de vraag welke wettelijke of verdragsbepalingen op het onderhavige vervoer van toepassing zijn, is relevant hetgeen ter zake van het vervoer is overeengekomen. Uit de Air Way Bill van 10 augustus 1998 volgt, dat vervoer door de lucht is overeengekomen vanaf Schiphol via Frankfurt naar (de luchthaven van) Nairobi. Ook in de door Van de Put aan Stokman afgegeven opdrachtbevestiging d.d. 4 augustus 1998 staat onder vermelding van het Air Way Bill-nummer en het vluchtnummer de bestemming Nairobi vermeld. Hierboven onder 3.7 heeft de rechtbank al overwogen dat zij het transport per vrachtwagen van Aalsmeer naar Schiphol als voortransport beschouwt en daarmee als accessoir aan het hoofdvervoer van de luchthaven Schiphol naar de luchthaven van Nairobi. Van gecombineerd vervoer of opvolgend vervoer is derhalve geen sprake. Het Verdrag van Warschau (VvW) is van toepassing.
Ontvankelijkheid
3.14 Op grond van artikel 24, eerste lid, VvW in samenhang met de artikelen 12 tot en met 15 VvW, kunnen zowel de afzender Stokman als de geadresseerde Osirian in verband met de aan de rozenstekjes gestelde schade een vordering instellen. Anders dan Lufthansa betoogt, is van niet-ontvankelijkheid van Stokman op deze grond derhalve geen sprake. Indien Zürich als verzekeraar de schade aan Stokman heeft vergoed en in zoverre in de rechten van Stokman is getreden - zoals zij stelt en Lufthansa bij gebrek aan wetenschap betwist - geldt ook ten aanzien van Zürich dat zij een vordering zou kunnen instellen. Gelet op het hierna volgende kan onderzoek naar de vraag of die schade is vergoed achterwege blijven.
Beroep op artikel 26, tweede lid, VvW
3.15 Volgens artikel 26 lid 2 VvW, zoals gewijzigd bij het Protocol van Den Haag, moet de geadresseerde in geval van beschadiging protest doen aan de vervoerder onmiddellijk na ontdekking van de beschadiging en uiterlijk binnen een termijn van (...) veertien dagen voor de goederen, te rekenen van de aanneming. Het protest moet worden aangetekend bij de vervoerder door middel van een op het vervoerdocument gesteld voorbehoud of door middel van een ander schriftelijk stuk (artikel 26, derde lid, VvW). Artikel 26, vierde lid, VvW bepaalt dat bij gebreke van protest binnen de voorgeschreven termijn elke rechtsvordering tegen de vervoerder niet ontvankelijk is, tenzij in geval van bedrog van dezen. Dit geldt ook voorzover de vordering op onrechtmatig handelen van Lufthansa zou zijn gebaseerd. De rechtbank verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 24 VvW.
3.16 Een protest als in de vorige alinea bedoeld, is niet tijdig gedaan. Dat sprake zou zijn van bedrog is gesteld noch gebleken. Een en ander leidt ertoe dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen.
Samenvattend
3.17 De vorderingen van Zürich c.s. zullen worden afgewezen. Zürich c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien Van de Put Lufthansa in vrijwaring heeft opgeroepen en niet kan worden gezegd dat dit nodeloos is geschied, zullen Zürich c.s. ook de kosten waartoe Van de Put in de vrijwaringszaak zal worden veroordeeld, Van de Puts eigen proceskosten in de vrijwaringszaak en de kosten van het vrijwaringsincident in deze zaak aan Van de Put dienen te vergoeden. Overeenkomstig het verzoek van Van de Put zal de proceskostenveroordeling voor zover het haar betreft uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Ten aanzien van de proceskostenveroordeling ten gunste van Lufthansa zal - zoals door Lufthansa gevraagd - worden bepaald, dat over die proceskosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis zullen zijn voldaan.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Zürich c.s. in de kosten van het geding - waaronder die van de vrijwaring en van het vrijwaringsincident - aan de zijde van Van de Put, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van de Put begroot op € 580,84 aan verschotten en € 3.120,-- aan salaris procureur;
- veroordeelt Zürich c.s. in de kosten van het geding aan de zijde van Lufthansa, tot op deze uitspraak aan de zijde van Lufthansa begroot op € 290,42 aan verschotten en € 1.170,-- aan salaris procureur;
- bepaalt dat, indien Zürich c.s. de proceskosten niet binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is gewezen, aan Lufthansa heeft voldaan, daarover vanaf die veertiende dag wettelijke rente is verschuldigd;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling ten gunste van Van de Put.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.