ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1866

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.037.370-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op winkel met bedreiging en afpersing door verdachte met een strafblad

Op 28 november 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een winkel. De verdachte, die eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, heeft twee medewerksters met een mes bedreigd en hen gedwongen een geldbedrag af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze daad niet alleen de directe slachtoffers, maar ook omstanders en de maatschappij als geheel een gevoel van onveiligheid bezorgt. De verdachte werd op 31 augustus 2002 in verzekering gesteld en op 3 september 2002 in voorlopige hechtenis genomen.

Tijdens de terechtzitting op 14 november 2002 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de primair tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld zou worden voor de subsidiair tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld voor de subsidiair tenlastegelegde afpersing.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de rapporten van de reclassering en verslavingszorg in overweging genomen, waarin werd geadviseerd om de verdachte een traject in de kliniek te laten volgen. Uiteindelijk heeft de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief mogelijke opname in een kliniek. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.037.370-02
rolnummer 7
's-Gravenhage, 28 november 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West, De Dordtse Poorten.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Croes, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij ter zitting gewijzigde dagvaarding primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook indien dat inhoudt dat hij zich dient op te laten nemen in een ontwenningskliniek.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte, die blijkens een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister in het verleden vele malen eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld terzake van vooral winkeldiefstallen, heeft zich thans teneinde in zijn verslaving te kunnen voorzien schuldig gemaakt aan een overval op een winkel. Hij heeft daarbij twee medewerksters met een mes bedreigd en hen vervolgens een geldbedrag afgeperst .
Een dergelijke diefstal met geweld brengt niet alleen bij de direkte slachtoffers maar ook bij
omstanders en in de maatschappij in het algemeen een gevoel van onveiligheid teweeg.
De rechtbank heeft acht geslagen op het naar aanleiding van het vroeghulpbezoek RC door het Servicepunt Reclassering opgemaakte rapport d.d. 3 september 2002.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Bouman verslavingszorg betreffende verdachte d.d. 12 november 2002, opgesteld door M. Nijhof, reclasseringswerker. Nijhof adviseert om verdachte binnen de detentie een traject te laten volgen in de vorm van een VBA-plaatsing en plaatsing in een kliniek. Een verplicht reclasseringcontact na een detentietraject zou daarbij behulpzaam kunnen zijn.
De rechtbank heeft tenslotte in het voordeel van verdachte laten meewegen dat hij zichzelf uit wroeging bij de politie heeft gemeld en dat hij zelf initiatieven heeft ondernomen teneinde een einde te maken aan zijn verslaving.
Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank na te melden deels voorwaardelijke straf passend en geboden en zal zij aan het voorwaardelijk deel van die straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
afpersing
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Bouman Verslavingszorg, zolang die instelling zulks nodig acht en ook indien dat inhoudt dat verdachte zich in een kliniek dient op te laten nemen;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 31 augustus 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op 3 september 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Kuijer en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van Bol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2002.