ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1867

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/093686-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Poustochkine
  • A. Don
  • J. Derijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door verdachte in vaderrol

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarige meisjes van respectievelijk zeven en twaalf jaar oud. De verdachte, die een soort vaderrol vervulde in het leven van de meisjes, heeft hen in een kwetsbare positie misbruikt door hen te betasten en hen te dwingen hun hand op zijn geslachtsdeel te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen van de meisjes en hun moeders heeft geschonden en dat zijn handelen onuitwisbare sporen kan achterlaten bij de kinderen.

De verdediging heeft betoogd dat het ontbreken van een klacht van de moeder van een van de slachtoffers zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat uit een verklaring van de moeder blijkt dat zij de bedoeling had dat de verdachte zou worden vervolgd, ook voor ontucht zonder seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften van de Stichting Reclassering Nederland.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en heeft zich vrijwillig onder behandeling gesteld bij een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de straffen als passend en geboden beschouwd, gezien de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de noodzaak van een behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/093686-01
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 29 november 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. D. Duijvelshoff, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van der Leeuw heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft met twee meisjes in de leeftijd van ongeveer zeven en twaalf jaren oud ontuchtige handelingen gepleegd, bestaande uit onder meer het wrijven -over de kleding- ter hoogte van de vagina en het pakken van een hand van de meisjes teneinde deze neer te leggen ter hoogte van zijn penis om -in geval van één van de meisjes- aldaar wrijvende bewegingen te maken.
Verdachte, die indertijd in enige mate een soort vaderrol vervulde in het leven van beide meisjes, heeft met zijn handelen het vertrouwen geschonden dat de meisjes en hun moeders in hem mochten hebben. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, hoewel hem uit eigen ervaring bekend moet zijn geweest dat dergelijke handelingen bij kinderen van die leeftijd dikwijls onuitwisbare sporen achterlaten, zijn gevoelens heeft gesteld boven het welzijn van de kinderen.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder is veroordeeld terzake van enig misdrijf.
De raadsman heeft aangevoerd, zoals nader weergegeven onder de punten 12 tot en met 15 van zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota, dat terzake van feit 2 het ontbreken van een klacht van de moeder van het slachtoffer eigenlijk tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou moeten leiden, maar dat -nu daarop door de verdediging geen beroep wordt gedaan- dit in de strafmaat dient te worden verdisconteerd. De raadsman leest de klacht aldus, dat deze zou zijn gedaan onder de voorwaarde dat sprake zou zijn van seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het ambtsedig proces-verbaal genummerd PL1533/2001/38256-3, d.d. 28 augustus 2001, inhoudende een verklaring van de moeder van [slachtoffer1], blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat zij de bedoeling had dat verdachte zou worden vervolgd terzake van het onder 2 telastgelegde feit, ook als het betreft ontucht, niet inhoudende seksueel binnendringen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland betreffende verdachte, d.d. 29 november 2001, opgemaakt en ondertekend door F.W.W. Baerveldt en A.J.M. Sprangers, respectievelijk reclasseringswerker en unitmanager. Blijkens dit rapport heeft verdachte zich vrijwillig onder behandeling gesteld van De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie te Den Haag. In het rapport wordt geadviseerd een taakstraf aan verdachte op te leggen, alsmede een voorwaardelijke straf met daarbij als bijzondere voorwaarde dat hij onder behandeling blijft van "De Waag", zolang het noodzakelijk is.
De rechtbank is -gelet op het bovenstaande- van oordeel dat een taakstraf van na te melden duur, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is.
De rechtbank zal -in het bijzonder gelet op het advies van de reclassering- aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dat inhoudt (continuering van) een behandeling bij De Waag.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feiten 1 en 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dat inhoudt (continuering van) een behandeling bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van TWEEHONDERD (200) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat HONDERD ACHTENNEGENTIG (198) UREN resteren
in verzekering gesteld op : 11 september 2001,
in vrijheid gesteld op : 12 september 2001;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van NEGENENNEGENTIG (99) DAGEN;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Don en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Putten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2002.