ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1868

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753150-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Poustochkine
  • A. Don
  • J. Derijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met levensgevaar en financieel gewin

Op 29 november 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting in zijn eigen café/restaurant. De verdachte verkeerde in financiële problemen en heeft opzettelijk brand gesticht met het doel om verzekeringsgelden te innen. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan het pand en heeft levensgevaar veroorzaakt voor de bewoners van de aangrenzende panden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, om zijn rol in de brand te verdoezelen, zelfs geprobeerd heeft om braaksporen aan te brengen op de toegangsdeur van het pand. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op deze manier heeft gehandeld, met het oog op financieel voordeel, en dat hij daarmee niet alleen schade aan zijn eigen eigendom heeft veroorzaakt, maar ook gevaar heeft gebracht voor anderen.

Tijdens de zitting op 15 november 2002 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte voor de brandstichting zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tweede telastlegging, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, is niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft bepaald dat ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753150-02
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 29 november 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J.M. Vélu, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd, te weten [benadeelde partij].
De officier van justitie mr. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding 1 vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte, die in financiële problemen verkeerde, heeft met als doel verzekeringsgelden te innen weloverwogen brand gesticht in zijn café/restaurant met behulp van brandversnellende middelen. Een deel van het pand waarin het restaurant was gevestigd is daarbij uitgebrand. Teneinde zijn rol in de brand te verdoezelen heeft verdachte zelfs getracht braaksporen aan te brengen op de toegangsdeur van het pand.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met het oog op financieel voordeel op dusdanige wijze heeft gehandeld, dat hij daarmee gevaar heeft veroorzaakt voor het betreffende pand en de aangrenzende panden, alsmede levensgevaar voor de bewoners van die panden. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat ook boven het café/restaurant mensen woonachtig waren.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder terzake van enig misdrijf is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, ter grootte van een nog onbekend bedrag. De benadeelde partij heeft ook ter terechtzitting geen schadebedrag genoemd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarbij bepalen dat ieder de eigen kosten zal dragen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot ZES (6) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 6 augustus 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 augustus 2002,
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Don en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Putten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2002.