ECLI:NL:RBSGR:2002:AF2228

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-925365-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Poustochkine
  • J. Kuijer
  • O.C.W. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een staaf tijdens een confrontatie met een echtgenoot

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 5 december 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De officier van justitie, mr. Oostenbrink, eiste een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte had op een gegeven moment een confrontatie met een man die vermoedelijk een relatie had met zijn vrouw. Tijdens deze confrontatie ontstond een handgemeen waarbij de verdachte de man meerdere keren met een staaf sloeg, wat resulteerde in meerdere botbreuken aan een van de benen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in deze situatie niet de juiste keuze had gemaakt, aangezien hij voldoende gelegenheid had om de confrontatie te vermijden. De rechtbank rekende het de verdachte aan dat hij het risico nam op ernstiger letsel door met een staaf op het slachtoffer in te slaan. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 302. De verdachte was op 11 mei 2002 in verzekering gesteld en op 13 mei 2002 in voorlopige hechtenis genomen, waarna hij op 22 mei 2002 weer in vrijheid werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing waren. De rechtbank hield rekening met het reclasseringsrapport en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met een vervangende hechtenis van 109 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925365-02
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 5 december 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres], [woonplaats].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr R. van den Boogert, advocaat te Schiedam, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij
dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur
subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zodat resteert 218 uur subsidiair 109 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
Verdachte is op enig moment de man tegen het lijf gelopen die vermoedelijk een intieme relatie onderhield met zijn vrouw. Er is een handgemeen ontstaan waarbij verdachte voornoemde man meermalen met een staaf heeft geslagen. Hierdoor is één van de benen van het slachtoffer op meerdere plaatsen gebroken. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij in de ontstane situatie geen andere handelswijze heeft gekozen, nu er voldoende gelegenheid was om weg te lopen en zich te onttrekken aan de vechtpartij. Bovendien heeft verdachte door met een staaf meerdere malen op het slachtoffer in te slaan het aanzienlijke risico genomen dat er zwaarder letsel op zou treden dan thans het geval is.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 29 september 2002, dat omtrent verdachte is uitgebracht. Verdachte heeft te kennen gegeven bereid te zijn tot het volbrengen van een werkstraf.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte volgens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke strafbare feiten en acht na te noemen straf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ZWARE MISHANDELING
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 UREN subsidiair 120 dagen hechtenis;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 218 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 109 DAGEN;
in verzekering gesteld op : 11 mei 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 13 mei 2002,
in vrijheid gesteld op : 22 mei 2002;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Kuijer en O.C.W. van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2002.