RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925037-02
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 12 december 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres], [woonplaats].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr H.A. de Ryp, advocaat te Amsterdam, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zodat resteert 58 uur subsidiair 29 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag, en een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], tot een bedrag van euro 1305,11.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij voor het meerdere.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 1305,11 subsidiair 26 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zijn vriendin een nacht lang tegen haar wil vastgehouden in haar eigen huis.
Gedurende deze periode heeft hij haar bedreigd en mishandeld. Verdachte heeft door zo te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Hierdoor heeft zij angst en onzekerheid moeten doorstaan nu de uiteindelijke bedoeling van verdachte onduidelijk was, hetgeen nog werd versterkt door de bijkomende bedreiging en mishandeling. Het slachtoffer heeft deze gebeurtenissen als zeer traumatisch ervaren, niet in de laatste plaats omdat het in haar eigen huis is gebeurd en zij een intieme relatie had met verdachte. Verdachte heeft vanwege jaloezie en gebrek aan zelfbeheersing het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en is daarbij voorbijgegaan aan de ingrijpende gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de strafbare feiten heeft gepleegd op het moment dat het zoontje van het slachtoffer ook thuis was.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 23 april 2002 en het aanvullend rapport d.d. 27 september 2002, dat omtrent verdachte is opgemaakt. De rechtbank betrekt bovendien in haar oordeel de ter terechtzitting weergegeven visie van de hem toegewezen reclasseringsmedewerker. De rechtbank zal overeenkomstig het advies een bijzondere voorwaarde opleggen, daar zij van oordeel is dat verdachte behandeling behoeft om eventuele herhaling te voorkomen.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder en wel minder dan vijf jaar geleden voor soortgelijke feiten veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot euro 1866,11.
De vordering is door de verdediging niet weersproken.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de immateriële schade tot een bedrag van euro 500 ,-, de vervoerskosten, de telefoonkosten en de eigen bijdrage aan de psychiater zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen.
Dit gedeelte van de vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl dit gedeelte van de vordering, dat eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - zijn grondslag vindt in de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
Voor het meerdere zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, daar dit deel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 805,11 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN/BEROOFD HOUDEN;
ten aanzien van feit 2:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
ten aanzien van feit 3:
MISHANDELING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 60 UREN subsidiair 30 dagen hechtenis;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 58 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 29 DAGEN;
in verzekering gesteld op : 10 januari 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 11 januari 2002,
welke voorlopige hechtenis werd
opgeschort met ingang van : 11 januari 2002;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij een instelling zoals De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (gedeeltelijk) toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende te [adres], [woonplaats], een bedrag van euro 805,11, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde partij], voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 805,11 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Van Wesenbeeck en Nijman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2002.