RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/72319 en 02/72321
inzake: A, geboren op [...] 1973,
B, geboren op [...] 1963,
beiden afkomstig uit de Federatieve Republiek Joegoslavië,
IND dossiernummer 9903.15.8045,
gemachtigde: mr. M.J. Verwers, advocaat te Wageningen,
eisers;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. K. Brand,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1.1 Op 19 september 2002 hebben eisers, mede ten behoeve van hun twee minderjarige kinderen, aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikkingen van 13 september 2002 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. Bij brief van 19 september 2002 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Het beroep is ter zitting van 1 november 2002 behandeld. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan. Aangezien verweerder de aanvragen heeft afgewezen in het aanmeldcentrum dient in dat kader tevens beoordeeld te worden of de aanvragen op zorgvuldige wijze binnen 48 uur zijn afgedaan.
3.1 Verweerder heeft de aanvragen op grond van artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Daartoe is het volgende overwogen.
Hetgeen door eisers in het kader van de tweede asielaanvraag naar voren is gebracht kan niet worden beschouwd als nieuwe feiten en omstandigheden (nova) in de zin van artikel 4:6 Awb. De verklaringen van eiseres omtrent de verkrachting kunnen niet worden aangemerkt als rechtens relevante nova, nu deze verkrachting heeft plaatsgevonden alvorens eiseres haar land van herkomst heeft verlaten en zij gedurende haar eerste asielprocedure hiervan melding had kunnen en moeten maken. De redenen die eiseres hiervoor hebben gegeven zijn, in de woorden van verweerder, dat zij niet wilde dat haar echtgenoot dit te weten zou komen, dat zij zich schaamde en dat zij niet over de verkrachting wilde nadenken. Volgens verweerder is daarmee het aanvankelijk verzwijgen niet verschoonbaar. Immers, eiseres heeft tijdens de eerste procedure op geen enkele wijze, hoe summier ook, gewag gemaakt van het trauma. Derhalve worden de brieven van de psychiater en de medisch adviseur van het medisch adviesbureau Advimed b.v. betreffende het trauma, evenmin als novum aangemerkt. De psychiater heeft in zijn brief dezelfde beweegredenen voor het niet vertellen van de verkrachting gebruikt als eiseres, zonder deze verder te onderbouwen met medische en psychologische verklaringen.
Het gestelde in de zienswijze dat het van algemene bekendheid is dat slachtoffers van seksueel geweld door schaamte en angst eerst na lange tijd in staat zijn daarover met derden te praten, alsmede het feit dat de gevolgen voor eiseres bij een mogelijke terugkeer van een verstrekkende aard zijn zodat zij geen leven meer zal hebben, volgt verweerder niet. Hiertoe wordt verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bekend onder nummer ABRS 200105034/1.
De verklaringen die door eiser zijn gedaan in het kader van de tweede asielaanvraag kunnen evenmin worden aangemerkt als rechtens relevante nova. Eiser was reeds tijdens zijn eerste procedure op de hoogte van het gestelde feit dat hij van zijn zuster heeft vernomen dat hij wordt gezocht door families van personen die vermist of omgebracht zijn aangezien eiser reeds in oktober 1999 telefonisch contact heeft gehad met zijn zuster. Eiser had tijdens zijn eerste procedure dit gestelde feit in kunnen en moeten brengen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de verklaringen van eiser over de gestelde feiten dat hij verdacht werd van wapenbezit en hij hardhandig werd aangepakt door de politie omdat hij door een rood stoplicht reed. Ook deze gebeurtenissen hebben reeds plaatsgevonden voor het vertrek van eiser uit zijn land van herkomst. Derhalve kunnen deze gebeurtenissen niet aangemerkt worden als nieuwe feiten of omstandigheden daar de gebeurtenissen reeds bekend waren bij eiser tijdens zijn eerste asielprocedure.
3.2 Eisers stellen zich op het standpunt dat ten aanzien van eiseres ten onrechte is gesteld dat geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd zoals bedoeld in artikel 4:6 Awb.
Ten onrechte wordt de door eiseres gegeven verklaring niet als verschoonbaar aangemerkt en worden de brieven van de psychiater en de medisch adviseur betreffende het trauma niet als novum aangemerkt. Uit de medische informatie blijkt duidelijk dat de psychiater niet alleen een medisch oordeel naar voren brengt betreffende de diagnose posttraumatische stress stoornis en de oorzaak daarvan, maar tevens een medisch oordeel uitspreekt over de redenen waarom niet eerder door eiseres daarover kon worden verklaard, te weten een intense schaamte, en vanuit de gedachte dat zij zonder erover te praten zou kunnen vergeten, alsmede de angst dat haar man haar zou verstoten als hij het te weten zou komen.
Verweerder kan niet in redelijkheid stellen dat eiseres de gebeurtenissen die aan het trauma ten grondslag hebben gelegen eerder had dienen te melden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van marteling en zedenmisdrijven doorgaans in een langdurig verwerkingsproces geraken, tijdens hetwelk het slachtoffer niet of nauwelijks in staat is over zijn of haar ervaringen te spreken en/of niet werkelijk in staat is tot het nemen van (rechts) maatregelen. Bij uitspraak van de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats te Arnhem, van 12 juni 2002 (Awb 02/40103) heeft de rechtbank in dit verband aansluiting gezocht bij de jurisprudentie in civiele aansprakelijkheidszaken met betrekking tot seksueel misbruik. Het strookt met een redelijke wetsinterpretatie om het begrip „nieuwe gebleken feiten“ aldus uit te leggen, dat daaronder ook die feiten vallen, waarvan het slachtoffer pas na het eerdere besluit een zodanige fase van het verwerkingsproces heeft bereikt, dat zij werkelijk in staat is daarover te spreken en die feiten als grond naar voren te brengen. Eiseres heeft voldoende geadstrueerd dat zij pas na het eerdere besluit een zodanige fase van het verwerkingsproces had bereikt, dat zij werkelijk in staat was om daarover te spreken en die feiten als grond naar voren te brengen.
In het geval van eiseres komt daar nog bij dat zij, gelet op haar culturele achtergrond, vreest dat de gevolgen en de sancties voor eiseres zeer verstrekkend zijn.
Aangezien de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden nova zijn in de zin van artikel 4:6 Awb, dient in elk geval nader onderzoek te worden verricht, mede naar herbeleving en het traumatabeleid. Voorts dient onderzocht te worden of terugkeer naar de plaats waar de gebeurtenissen die tot het trauma hebben geleid, de psychische situatie van eiseres niet aanmerkelijk zou verslechteren, nog los van het feit dat onderbreken van de behandeling die eiseres thans ondergaat blijkens de brief van de medisch adviseur van 11 juli 2002 ernstige psychische schade zal veroorzaken.
4.1 Het toetsingskader in deze zaak wordt bepaald door voormeld artikel 4:6 van de Awb, mede bezien in verband met het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Indien een bestuursorgaan na indiening van een herhaalde asielaanvraag, hetgeen kan worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit, tot het oordeel komt dat daartoe geen termen zijn, kan niet door het instellen van beroep tegen dat besluit worden bereikt dat de rechter de zaak beoordeelt, als ware het gericht tegen het eerdere besluit. Het door eisers ingestelde beroep kan dan ook slechts leiden tot de beoordeling of verweerder zich in deze zaak in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat zich na de eerdere in rechte onaantastbare besluiten, waarbij eisers toelating is geweigerd, geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot heroverweging noopten.
4.2 Tijdens het nader gehoor dat eiseres is afgenomen in het kader van haar huidige asielaanvraag heeft eiseres verklaard dat zij tijdens de eerste asielprocedure niet heeft verteld dat zij een paar maanden voor haar vertrek uit Kosovo door Servische politieagenten is verkracht. Dat gebeurde in november 1998, tijdens een verblijf van een paar dagen bij haar ouders in C. Servische politieagenten in uniform waren ’s-nachts de woning van haar ouders binnengevallen met het excuus dat zij alle huizen moesten doorzoeken om te controleren of er vluchtelingen van Drenica binnen waren. Eiseres bevond zich op dat moment in een van de slaapkamers. Toen zij de politieagenten hoorde praten met haar ouders deed zij net alsof zij sliep. Er kwamen twee agenten de slaapkamer binnen. Eén van de twee agenten had een zaklamp bij zich die hij op eiseres richtte, waardoor zij zijn gezicht niet kon zien.
„Mijn pyjama werd gescheurd daarna kon ik niet meer denken maar ik voelde hem in mij. Nog twee of drie minuten was ik bij mijn bewustzijn. Verder weet ik niet meer wat er is gebeurd. Het spijt mij mevrouw ik vind dit veel te zwaar om dit allemaal te moeten vertellen, om dit onder woorden te brengen“
Eiseres heeft voorts tijdens dat nader gehoor verklaard dat zij hoofdpijn heeft en dat altijd te krijgen als er over deze zaak gesproken wordt. Verder legt zij uit hoe zij en hoe er in Kosovo gedacht wordt over vrouwen die waren verkracht.
„Er werd dan gezegd ze zal wel iets gehad hebben met die Serviërs. Verder is de eer van de vrouw maar ook die van haar man en familie aangetast. Zij zal eeuwig daarop aangekeken worden en nooit meer een normaal leven kunnen leiden“
Verder heeft eiseres verklaard dat zij na de bewuste gebeurtenis van haar ouders heeft gehoord dat er andere politieagenten in de woning aanwezig waren die hebben verhinderd dat haar ouders bij haar konden komen. Drie weken nadien is eiseres naar haar echtgenoot teruggekeerd.
Behalve haar ouders was niemand van de gebeurtenis op de hoogte. In Kosovo heeft zij met niemand daarover gesproken omdat dit volgens eiseres een schande is voor de familie.
„Ik kon hun dat niet aandoen. Toen de buren van mijn ouders kwamen vragen wat er gebeurd was omdat zij ook Servische politie gezien hadden, heeft men hun niets verteld. Het maakt ook veel verschil of het in het huis van mijn ouders was gebeurd of in het huis van mijn man. Het is een oorlog binnen mij zelf geweest (vet rechtbank) want ik wist niet hoe mijn man zou reageren. Ik wist niet of hij een scheiding zou vragen of andere stappen zou ondernemen. Was het in zijn huis gebeurd dan was het allemaal heel anders geweest dan was het voor mij makkelijker geweest“.
De contactambtenaar heeft eiseres vervolgens de vraag voorgelegd waarom zij niet tijdens haar eerste procedure heeft verteld over de verkrachting. Eiseres heeft deze vraag als volgt beantwoord.
„Omdat mijn man daar helemaal niets over wist. Eerlijk gezegd toen ik hier aan kwam voelde ik mij hier zo veilig. Ik voelde mij goed over mijzelf. Ik voelde mij herboren. Vervolgens wilde ik niet denken aan wat mij was overkomen en wilde ik mijzelf overtuigen dat dit mij nooit was overkomen. Maar je vergeet het nooit. Met de tijd denk je steeds vaker aan de gebeurtenis en met de dag wordt het steeds erger en erger“.
Desgevraagd heeft eiseres tevens verklaard dat zij tijdens de eerste procedure niet heeft aangegeven dat er iets was waarover zij toen niet kon vertellen omdat zij bang was dat haar man het zou horen.
Eiseres heeft verder uitgelegd dat zij in 2000 naar een huisarts is gegaan vanwege hoofdpijn, nachtmerries en slapeloosheid, klachten die zij wijdte aan haar zwangerschap. Daar heeft zij een verwijzing voor een psychiater gekregen.
Sinds enige tijd staat eiseres onder psychiatrische behandeling. In februari 2002 was zij voor het eerst in staat met de psychiater te spreken over de verkrachting. Tijdens het nader gehoor verklaarde eiseres dat zij met behulp van deze psychiater uiteindelijk in staat is geweest om tegen haar echtgenoot te praten over de verkrachting.
De contactambtenaar heeft haar vervolgens de vraag voorgelegd wat de reden is geweest dat zij besloot over de verkrachting te praten. Eiseres heeft deze vraag als volgt beantwoord.
„Ik heb het proces van Milosevic live gevolgd via Pristina zender. Dit proces heeft bij mij alles naar boven gebracht. Ik stond al onder controle van een psychiater maar had nog geen woord over de verkrachting gezegd. Dat proces was voor mij de aanleiding om erover te gaan praten en de vragen van Richard (de psychiater, rechtbank) hebben mij enorm geholpen om er over te kunnen gaan praten“.
Voorts heeft de contactambtenaar haar de vraag voorgelegd waarvoor zij precies vreest indien zij zou moeten terugkeren naar haar land van herkomst. Op deze vraag is door eiseres het volgende antwoord gegeven.
„Liever hier dood dan te worden teruggestuurd. Ik zou mijn man verliezen, mijn kinderen verliezen. Ik ken mijn volk en de broers van mijn man. Mijn man zou gedwongen worden mij te verlaten. Ik weet niet wat er ondertussen is gebeurd. Ik weet niet of zij iets gehoord hebben. Ik weet niet wat mij te wachten staat (…) Ik weet niet wat er mij gaat gebeuren. Ik ben niet in staat om goed voor mijn kinderen te zorgen. Ik kan dat hier ook niet. Ik kan niet naar buiten. Ik kan niet alleen naar school. Ik kan niet naar eventueel werk. Ik lig eigenlijk alleen in bed omdat ik niets durf. (…)“
4.3 Tussen partijen is de ernst van de huidige medisch- psychiatrische situatie van eiseres niet in geschil. Uit de beschikking van eiseres blijkt niet dat verweerder het relaas van eiseres met betrekking tot de verkrachting in twijfel heeft getrokken. Desgevraagd is door verweerders gemachtigde ter zitting bevestigd dat geen enkele aanleiding bestaat om het relaas van eiseres met betrekking tot de verkrachting in twijfel te trekken.
De rechtbank merkt voorts nog op dat verweerder in de problemen van eiseres met betrekking tot haar huidige gezondheidssituatie aanleiding heeft gezien om bij uitreiking van de beschikkingen in het aanmeldcentrum bij separate brieven aan eisers mee te delen dat op grond van artikel 64 Vw de uitzetting tijdelijk achterwege wordt gelaten in verband met „de medische situatie van eiseres“.
Partijen verschillen alleen van mening over de vraag of verweerder aan eiseres had mogen toerekenen dat eiseres gedurende de eerste asielprocedure geen melding heeft gemaakt – hoe summier ook - van de verkrachting.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in haar situatie bijzondere omstandigheden waren die tot het oordeel moeten leiden dat verweerder in dit geval eiseres in redelijkheid niet had kunnen tegenwerpen dat zij gedurende de eerste asielprocedure melding had kunnen en moeten maken van de verkrachting hoe summier ook. Daartoe is het volgende redengevend.
Het nader gehoor van 12 september 2002 maakt voldoende aannemelijk waarom eiseres niet tijdens (het nader gehoor in het kader van) de eerste asielaanvraag over de gebeurtenis die ten grondslag ligt aan haar huidige trauma heeft kunnen spreken. Er blijkt uit dat eiseres jarenlang niet in staat is geweest over de verkrachting te spreken, dat zij de gevolgen van de verkrachting niet heeft onderkend, heeft getracht te verdringen en haar psychiatrische klachten heeft geweten aan andere oorzaken zoals haar zwangerschap. Voorts blijkt eruit dat eiseres thans – bijna vier jaar later - nog steeds veel moeite heeft om over deze ervaringen te praten. Haar huidige verklaringen zijn te plaatsen in de context van verklaringen die zij reeds tijdens het nader gehoor van 16 juli 1999, afgenomen in het kader van de eerste asielprocedure, naar voren heeft gebracht.
Voorts is de psychische problematiek waaraan eiseres tijdens het nader gehoor refereert naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam met stukken onderbouwd. In het procesdossier bevindt zich een brief van psychiater Hees van 1 juni 2001. Uit die brief valt af te leiden dat door eiseres reeds tijdens de eerste asielprocedure signalen zijn afgegeven die erop duiden dat er meer aan de hand is dan louter een vertrek in maart 1999 uit Kosovo in verband met de gespannen toestand aldaar. Psychiater Hees constateerde op dat moment bij onderzoek de volgende klachten:
„somberheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, inslaap- en doorslaapstoornissen en pijnen in het achterhoofd waarvoor geen somatische oorzaak kon worden vastgesteld.
Zij dysfunctioneerde in dusdanige mate dat zij niet meer kon moederen voor haar kind, waardoor het kind niet meer at en uitermate prikkelbaar werd en ’s-nachts alleen maar huilde en niet sliep. Deze klachten zijn begonnen sinds de geboorte van haar kind, toen het gevaar van haar situatie in het land van herkomst steeds meer tot haar doordrong. Hierdoor is het haar onmogelijk basisgevoelens van veiligheid over te brengen aan haar kind. Deze klachten contrasteren met haar mogelijkheden (zo wilde zij vóór haar ziekte rechten studeren – een plan dat niet in strijd lijkt met haar capaciteiten).
Ik stelde als diagnose: ernstige depressieve stoornis – die ontstaan is in het verlengde van een postpartum depressie – bij een intelligente, goed ontwikkelde vrouw 27-jarige vrouw.
Zij bleek goed gemotiveerd en in staat om onderscheid te maken tussen haar huidige problemen en de spanning die samenhangt met haar vluchtelingenstatus.
Inmiddels is zij sinds haar verwijzing bij mij in behandeling middels gesprekscontacten (in een combinatie van Engels en Nederlands) en antidepressieve medicatie.
Hoewel zij in de loop van de behandeling weer in staat raakte om beter te moederen en de toestand van haar kind daardoor wél verbeterde, is haar eigen psychische toestand niet verbeterd: de laatste weken is zij zich in toenemende mate gaan verwaarlozen en er is nu zelfs sprake van suïcidale gedachten.
Ik maak mij ernstige zorgen om deze vrouw en haar kind; dit kind wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd terwijl het meisje in principe een intelligente moeder heeft met goede capaciteiten.
Ik vrees dat terugkeer naar Kosovo aanleiding zal geven tot ernstige decompensatie van de moeder, m.n. omdat de benodigde specialistische psychiatrische behandeling, welke langere tijd in beslag zal nemen, daar nu niet mogelijk is“.
Haar huidige asielaanvraag heeft eiseres onderbouwd met een brief van 28 juni 2002 van psychiater Hees. Deze brief luidt – voor zover relevant - als volgt.
„Mw. A is sinds oktober 2000 in behandeling bij ondergetekende.
Begin dit jaar is in de behandeling naar voren gekomen dat zij kort voor haar vlucht naar Nederland verkracht is geweest door een Serviër in het kader van oorlogshandelingen. Zij vertelde dit ondanks het feit dat zij zich voorgenomen had dit nooit te vertellen. Binnen de behandeling kon zij er evenwel niet meer omheen, en voor mij vielen een aantal tot dan toe nog niet door mij begrepen psychische verschijnselen op z’n plaats als manifestaties van posttraumatische stressverschijnselen ten gevolge van een verkrachting.
Zij had dat tot dan toe niet verteld vanwege een intense schaamte, en vanuit de gedachte dat ze het zonder erover te praten zou kunnen vergeten. Bovendien meende ze dat haar man haar zou verstoten als hij het te weten zou komen.
Voor de behandeling van het trauma was het noodzakelijk dat haar man erover zou weten. Deze raakte evenwel in een diepe depressie na de mededeling en heeft vanaf dat moment niet meer met haar kunnen praten afgezien van korte zakelijke mededelingen.“
4.5 Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van eiseres en uit de overgelegde verklaringen van psychiater Hees van 1 juni 2001 en 28 juni 2002 blijkt dat eiseres niet eerder in staat is geweest over de verkrachting te spreken. De bewuste gebeurtenis in november 1998 waarvan eiseres, naar zij heeft verklaard, aanvankelijk afstand probeerde te nemen door de gebeurtenis uit haar bewustzijn te verbannen, bleek voor eiseres naarmate de tijd verstreek onuitwisbaar en leidde tot een steeds verder verslechterende psychische situatie waarvan de oorzaak voor eiseres tot februari 2002 letterlijk gezien onuitsprekelijk is geweest. De verklaring van psychiater Hees onderbouwt op medische gronden dat eiseres eerst na het eerdere besluit, door de behandeling en pas nadat een vertrouwensrelatie met haar psychiater is ontstaan, een zodanige fase in het verwerkingsproces heeft bereikt, dat zij in staat is daarover te spreken en die feiten als grond voor haar herhaalde aanvraag naar voren heeft kunnen brengen.
Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid eiseres niet kunnen tegenwerpen dat zij desondanks van haar trauma, hoe summier ook, tijdens de eerste procedure gewag had moeten maken.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit van eiseres dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 4:6, eerste lid, en artikel 3:46 van de Awb, zodat het beroep gegrond is.
Daar de aanvraag van eiser mede een van zijn echtgenote afhankelijk karakter heeft, gelet op het vorenstaande, de beschikking van eiser eveneens te worden vernietigd.
4.6 Gelet op het voorgaande leenden de asielaanvragen zich niet voor afdoening in het aanmeldcentrum en is het beroep gegrond.
4.7 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigd de beschikkingen van 13 september 2002;
- bepaalt dat verweerder opnieuw beslissingen neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 622 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Pinners als griffier op 15 november 2002
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van „Hoger beroep vreemdelingenzaken“, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 15 november 2002