ECLI:NL:RBSGR:2002:AF7218
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Blomsma
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in asielzaak en de status van een brief als beschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 juli 2002 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, Joseph Kanu, had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 5 april 2002 was afgewezen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser verzocht de rechtbank om hem in de opvang te laten verblijven totdat de procedure was afgerond. De rechtbank oordeelde dat de brief van 28 mei 2002, waarin verweerder aangaf geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid te hebben, niet als een beschikking kon worden beschouwd. Dit was omdat de brief niet gericht was op enig rechtsgevolg, aangezien het rechtsgevolg al was ingetreden door de eerdere beschikking van 5 april 2002.
De rechtbank stelde vast dat verweerder geen verdere besluitvormingsbevoegdheid had, omdat de wet daarin niet voorzag. Eiser werd geadviseerd zich tot de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te wenden voor continuering van de opvang. De rechtbank concludeerde dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, omdat de brief van 28 mei 2002 geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Dit betekende dat er geen rechtsmiddel tegen deze brief kon worden aangewend.
De rechtbank besloot het beroep terug te zenden aan verweerder ter afdoening als bezwaar. Tegen deze uitspraak konden partijen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelde ook dat er geen grond was voor vergoeding van proceskosten, aangezien verweerder van meet af aan duidelijk was geweest over de status van de brief.