ECLI:NL:RBSGR:2002:AI1311
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van interconnectiediensten tussen BT Ignite Nederland B.V. en KPN Telecom B.V.
In deze zaak vordert BT Ignite Nederland B.V. (hierna: BT) van KPN Telecom B.V. (hierna: KPN) betaling van een bedrag van € 6.564.029,62, alsmede een bedrag van € 13.492.780,20, beide in verband met geleverde interconnectiediensten in de periode van juli 1999 tot en met augustus 2000. BT stelt dat zij op basis van de interconnectie-overeenkomst, die op 14 juli 1997 tussen BT en KPN is gesloten, recht heeft op deze betalingen. KPN daarentegen betwist de vorderingen van BT en stelt dat de overeenkomst met betrekking tot de BT-tarieven geldig is opgezegd en dat er voor de genoemde periode geen nieuwe tarieven zijn vastgesteld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van een geschil over de geldigheid van de tarieven die BT aan KPN in rekening heeft gebracht. BT heeft de vordering gebaseerd op de tarieven die in de interconnectie-overeenkomst zijn vastgelegd, terwijl KPN aanvoert dat deze tarieven niet langer van toepassing zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van BT niet voldoende aannemelijk is om in kort geding toe te wijzen, omdat de uitkomst van de bodemprocedure bij de rechtbank te Rotterdam, waarin de geldigheid van de tarieven aan de orde zal komen, nog niet vaststaat.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat BT onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor de gevorderde betalingen, vooral gezien het feit dat KPN een tegenvordering heeft van ruim € 20 miljoen. De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van BT moet worden afgewezen, en heeft BT veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van KPN zijn begroot op € 896,--, inclusief griffierecht. Het vonnis is uitgesproken op 18 maart 2002.