ECLI:NL:RBSGR:2003:AF2601
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Kort geding over de voorgenomen proeven met chimpansees door het BPRC en de Dierenbescherming
In deze zaak, die op 3 januari 2003 door de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, heeft de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (hierna: de Dierenbescherming) een kort geding aangespannen tegen het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) en de Staat der Nederlanden. De Dierenbescherming vorderde een verbod op de voorgenomen proeven met zes chimpansees, die zouden plaatsvinden vóór 1 januari 2003, en stelde dat deze proeven wetenschappelijk onnodig en in strijd met ethische richtlijnen waren. De Dierenbescherming voerde aan dat het BPRC niet voldeed aan de eisen van de Wet op de Dierproeven (WOD) en dat de Dierenexperimentencommissie (DEC) niet objectief was. De Dierenbescherming stelde dat de proeven met chimpansees onrechtmatig waren en dat er goede alternatieven beschikbaar waren.
Het BPRC voerde verweer en stelde dat de Dierenbescherming onjuiste informatie had verspreid in een persbericht, waarin werd beweerd dat de proeven al vóór 1 januari 2003 zouden plaatsvinden. Het BPRC betwistte de claims van de Dierenbescherming en stelde dat er een wetsvoorstel in behandeling was dat een uitzondering maakte voor het onderzoek dat het BPRC uitvoerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Dierenbescherming geen spoedeisend belang had bij haar vorderingen, aangezien de besmetting van de chimpansees pas in oktober 2003 zou plaatsvinden. De vordering van de Dierenbescherming werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.
In reconventie oordeelde de voorzieningenrechter dat de Dierenbescherming onrechtmatig had gehandeld door het persbericht te verspreiden. De Dierenbescherming werd veroordeeld tot rectificatie van het persbericht en moest een lijst verstrekken van personen en instellingen aan wie het persbericht was verzonden. De voorzieningenrechter legde een dwangsom op voor het geval de Dierenbescherming niet aan de veroordelingen voldeed. Het vonnis benadrukte de noodzaak van transparantie en het belang van een zorgvuldige afweging van ethische overwegingen in het onderzoek met dieren.