RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-757357-02
rolnummer 0009
's-Gravenhage, 27 januari 2003.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring De Sprang (Unit 3) te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr R.A. Kaarls, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 7 en 8 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 2032,05 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2032,05 subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 3361,40 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3361,40 subsidiair 41 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3], tot een bedrag van € 14000 ,= en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 14000 ,= subsidiair 108 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3].
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, [benadeelde partij 4].
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 7 en 8 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft tot drie keer toe samen met een medeverdachte ([medeverdachte]) op zeer gewelddadige wijze mensen overvallen in hun huis om hen vervolgens te beroven van hun waardevolle bezittingen. Daarbij is het gebruik van grof geweld niet geschuwd; twee van de drie keer werden de mishandelde slachtoffers opgesloten in een kast of berging, waar zij zwaar gewond aan hun lot werden overgelaten; er werd gedreigd met op vuurwapens gelijkende voorwerpen; slachtoffers werden geslagen, geschopt en een van de slachtoffers is met een sigaret gebrand. Niets werd achterwege gelaten om de slachtoffers te bewegen tot het afgeven van hun pincode. De heer [benadeelde partij 2] - één van de voornoemde slachtoffers - heeft bijna twee dagen achtereen vastgezeten in een kast. Het is zeer aannemelijk dat het blijvend hersenletsel dat bij hem is geconstateerd, teweeg is gebracht door de zware mishandeling tijdens de beroving. Verdachte was zich er terdege van bewust dat het slachtoffer zou komen te overlijden als bevrijding uit zijn benarde positie uit zou blijven en heeft derhalve willens en wetens dit onaanvaardbare risico genomen. Verdachte was degene die de slachtoffers uitkoos omdat hij hen persoonlijk kende en wist dat er wat 'te halen viel' en heeft op die manier een grote rol gespeeld bij het plannen van de onderhavige feiten. De rechtbank rekent verdachte het vorenstaande zwaar aan en acht hem ten volle verantwoordelijk voor het excessieve geweld dat is gebruikt, ook al is dit voor het merendeel door zijn medeverdachte gepleegd. Verdachte heeft zich immers niet van dit geweld gedistantieerd. Integendeel, hij is keer op keer op dezelfde wijze doorgegaan met het plegen van berovingen, waarbij hij enkel uit was op eigen geldelijk gewin, hetgeen nog eens wordt bevestigd door de onder 5 en 6 bewezenverklaarde diefstal respectievelijk valsheid in geschrift. Verdachte is hierbij telkens volledig voorbijgegaan aan de traumatische gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. Temeer nu verdachte bij het plegen van deze feiten inbreuk heeft gemaakt op de beslotenheid van woningen, hetgeen bij uitstek plaatsen zijn waar mensen zich veilig dienen te kunnen voelen. Daarbij komt dat dit soort gewelddadige berovingen in het algemeen veel maatschappelijke onrust opleveren en gevoelens van angst en onveiligheid opwekken dan wel versterken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 4 oktober 2002, dat omtrent verdachte is opgemaakt, alsmede van een psychologisch rapport opgemaakt door drs W.J.L. Lander, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige te Hulst, d.d. 24 september 2002. De rechtbank neemt de conclusies uit deze rapportages over en maakt die tot de hare.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte volgens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister slechts éénmaal eerder veroordeeld is voor diefstal en acht na te noemen straf passend en geboden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2828,95.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de televisie ter waarde van € 796,90, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze noch door de bij het Voegingsformulier gevoegde bijlagen, noch door het dossier wordt gestaafd.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de bril, de telefoon, het eigen risico en de immateriële schade, is door de verdediging deels weersproken, doch is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 2032,05.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4746,33.
Deze vordering is door de verdediging deels weersproken. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat er een civiele vordering wordt voorbereid, nu de totale schade thans nog niet is te overzien. Gelet daarop zal de rechtbank, nu de vordering niet in zijn geheel eenvoudig van aard is, een voorschot op de vordering toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 2500 ,= en verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk voor het meerdere.
[benadeelde partij 3], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding,
groot € 15091,74.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de rechtsbijstandskosten ten bedrage van
€ 1091,74, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze schade niet eenvoudig is vast te stellen, nu de rechtsbijstandskosten nog niet zijn gedeclareerd en de bijlage gevoegd bij het Voegingsformulier slechts een indicatie van gemaakte en nog te maken kosten geeft.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de onrechtmatige overschrijvingen, is door de verdediging weersproken, doch is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden en het dossier gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde -dagvaarding onder 6 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 14000 ,=.
[benadeelde partij 4], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ( 2444 ,=.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd op grond van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 7 telastgelegde feit, nu dit niet is bewezenverklaard.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2032,05 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
Nu verdachte voorts jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2500 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
Nu verdachte voorts jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 14000 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 36f, 45, 47, 57, 225, 287, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 7 en 8 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 3:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2 primair:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG, VOORAFGEGAAN VAN EEN STRAFBAAR FEIT EN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DE UITVOERING VAN DAT FEIT GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN DAT FEIT HET BEZIT VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGENE TE VERZEKEREN;
ten aanzien van feit 4:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
ten aanzien van feit 5:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
ten aanzien van feit 6:
VALSHEID IN GESCHRIFT;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 13 juli 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 16 juli 2002;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], toe tot een bedrag van € 2032,05 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 2032,05, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2032,05 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], toe tot een bedrag van € 2500,= en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], wonende te [adres], een bedrag van € 2500,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2500 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3], toe tot een bedrag van € 14000 ,= en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen [benadeelde partij 3], wonende te [adres], een bedrag van € 14000,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 14000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 205 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde partij 4], niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Joele en Van der Wind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2003.
parketnummer 09-757357-02