RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925580-02
rolnummer 0010
's-Gravenhage, 27 januari 2003.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr E.N. Van der Spoel, advocaat te
's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het haar bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair en 3 meer subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 231 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 3361,40 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3361,40 subsidiair 41 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3].
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair is telastgelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 meest subsidiair en 3 meer subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is ondanks dat zij wist dat haar medeverdachten ([medeverdachten]) van zins waren een gewelddadige beroving te plegen, met hen meegegaan naar het huis van
[benadeelde partij 1]. Daar heeft zij haar medeverdachten geholpen hun plan uit te voeren door voor te wenden dat ze van het toilet van het latere slachtoffer gebruik wilde maken, om samen met één van de medeverdachten binnen te komen. Toen dit was gelukt hebben zij vervolgens de andere medeverdachte binnen gelaten, waarna [benadeelde partij 1] zeer ernstig is mishandeld en bedreigd teneinde hem zijn pincode te laten afgeven. Daarna is het slachtoffer hardhandig een kast ingewerkt en hebben ze hem aan zijn lot overgelaten. Vanwege verdachtes beperkt ontwikkelde verstandelijke vermogens kunnen het excessieve geweld en de mogelijke gevolgen daarvan haar niet volledig worden toegerekend, zoals onder meer ook wordt geconcludeerd in het omtrent verdachte opgemaakte psychologisch rapport. Dit laat echter onverlet dat zij zich heeft gerealiseerd dat er een gewelddadige beroving plaats zou vinden, temeer nu zij wist dat haar medeverdachten dit al eerder hadden gedaan en zij het op een pistool gelijkend voorwerp in de auto al had gezien. Zij heeft zich echter niet trachten te onttrekken aan de diefstal en het daarmee gepaard gaande geweld en is voorbijgegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer. Voorts heeft verdachte een videorecorder waarvan zij wist dat die gestolen was onder zich gehouden. De rechtbank rekent verdachte het vorenstaande ernstig aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 10 oktober 2002, dat omtrent verdachte is opgemaakt, alsmede van een psychologisch rapport opgemaakt door drs W.J.L. Lander, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige te Hulst, d.d. 11 oktober 2002. De rechtbank neemt de conclusies uit deze rapportages over en maakt die tot de hare.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte volgens een haar betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister nog niet eerder veroordeeld is voor strafbare feiten en acht na te noemen straf passend en geboden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2828,95.
De rechtbank wijst deze vordering van de benadeelde partij af, omdat verdachte niet betrokken is geweest bij het strafbare feit dat heeft geleid tot de schade.
[benadeelde partij 1], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4746,33.
Deze vordering is door de verdediging deels weersproken. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat er een civiele vordering wordt voorbereid, nu de totale schade thans nog niet is te overzien. Gelet daarop zal de rechtbank, nu de vordering niet in zijn geheel eenvoudig van aard is, een voorschot op de vordering toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 meest subsidiair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 2500,= en verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk voor het meerdere.
[benadeelde partij 3], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding,
groot € 15091,74.
De rechtbank wijst deze vordering van de benadeelde partij af, omdat verdachte niet betrokken is geweest bij het strafbare feit dat heeft geleid tot de schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 meest subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2500 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
-14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 48, 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair telastgelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 meest subsidiair en 3 meer subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 2 meest subsidiair:
MEDEPLICHTIGHEID AAN DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van feit 3 meer subsidiair:
OPZETHELING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 231 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 13 juli 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 16 juli 2002,
welke voorlopige hechtenis werd
geschorst met ingang van: 26 november 2002;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], toe tot een bedrag van € 2500,= en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 2500,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2500,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], af;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3], af;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Joele en Van der Wind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2003.
parketnummer 09-925580-02