RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900506-02
rolnummer 01
's-Gravenhage, 4 februari 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S. Maas, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr E.C. Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat behandeling bij De Waag inhoudt.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft de vader van een ex-werkneemster van een vriendin van verdachte op klaarlichte dag op een braderie vastgepakt, in een hoek gedreven en heeft daarbij een slagersmes vlak bij diens keel gebracht en met dat mes stekende bewegingen naar het lichaam van de man gemaakt. Het slachtoffer zelf heeft voorkomen dat hij door het mes werd geraakt, doordat hij met beide handen de arm waarmee verdachte het mes vasthield, van zich afduwde.
Dankzij het ingrijpen van een omstander, kon het slachtoffer zich van verdachte losrukken en ontkomen aan de stekende bewegingen die verdachte met het mes maakte. Dit is een ernstig feit, aangezien verdachte door aldus te handelen heeft geriskeerd dat het slachtoffer dodelijk zou worden getroffen.
Deze brute aanval is niet alleen door het slachtoffer als zeer beangstigend ervaren, maar heeft ook bij de omstanders, waaronder jonge kinderen, grote schrik en paniek teweeggebracht. Feiten als dit veroorzaken bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport betreffende verdachte d.d. 26 augustus 2002, opgemaakt door P. Berloth, reclasseringswerker bij de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, Units Den Haag. In dit rapport wordt geadviseerd bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een zo groot mogelijk deel daarvan voorwaardelijk aan verdachte op te leggen alsmede een werkstraf indien de strafmaat zich daartoe leent. Verder wordt geadviseerd een behandeling van verdachte bij De Waag in het kader van een verplicht reclasseringstoezicht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels vrijwillig onder behandeling is bij De Waag teneinde te leren omgaan met zijn opgekropte gevoelens van agressie en dat hij bereid is om deze behandeling voort te zetten.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld en dat hij evenmin eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen.
Het hiervoor overwogene met betrekking tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, brengt de rechtbank er toe bij de strafmaat, zij het in geringe mate, boven de eis van de officier van justitie uit te gaan.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede een werkstraf van maximaal wettelijke duur. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur aan verdachte moet worden opgelegd met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich onder reclasseringstoezicht stelt en dat hij de door hem aangevangen behandeling bij De Waag voortzet.
Deze voorwaardelijke gevangenisstraf strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een soortgelijk feit te begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
-14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 22 juni 2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 24 juni 2002;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van: 3 juli 2002;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 3 MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, Units Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt het voortzetten van de behandeling bij het Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie De Waag te Den Haag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Geeve en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2003.
parketnummer 09/900506-02