ECLI:NL:RBSGR:2003:AF4233

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037450-02; 09/028809-01; 037214-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poustochkine
  • Valk
  • Kuijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake meervoudige strafzaak met meerdere telastleggingen

Op 6 februari 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreiging, diefstal en wapenbezit. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Breda, werd beschuldigd van verschillende feiten die zich voornamelijk in 2001 hebben voorgedaan. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast vorderingen gedaan met betrekking tot schadevergoeding aan benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele telastgelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van schadevergoedingen. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen beoordeeld en bepaald dat sommige goederen aan het verkeer worden onttrokken, terwijl andere aan de rechthebbenden worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder de ECLI:NL:RBSGR:2003:AF4233.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/037450-02; 09/028809-01; 037214-02 (tul)
rolnummers 0004; 0006; 0005
's-Gravenhage, 6 februari 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Breda,
Huis van Bewaring "De Boschpoort" te Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Evers, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Paulus heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding 09/028809-01 onder 1 en 2 telastgelegde en het hem bij gewijzigde dagvaarding 09/037450-02 onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 primair, 6, 7 primair, 8, 9, 10 primair, 11 primair, 12 primair en 13 - rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen goed genummerd 1 zal worden onttrokken aan het verkeer, en dat de goederen blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen genummerd 4 tot en met 28 zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 100,50 ten behoeve van een jas en tot niet-ontvankelijk verklaring van voornoemde benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 100,50 subsidiair 2 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
De officier van justitie heeft tevens geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 175,= ten behoeve van een nieuw slotenset en tot niet-ontvankelijk verklaring van voornoemde benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 175,= subsidiair 3 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 655,= en tot afwijzing van de vordering tot vergoeding van de kosten van tenuitvoerlegging en invordering ad. € 98,25.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 655,= subsidiair 13 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3].
Tevens heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 4 juni 2002 is veroordeeld, te weten 1 maand gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding 09/037450-02 onder 1 primair, 3, 12 en 13 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding 09/028809-01 onder 1 en 2 en de bij gewijzigde dagvaarding 09/037450-02 onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 primair, 6, 7 primair, 8, 9, 10 primair en 11 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft op 11 augustus 2001 te Voorhout twee personen bedreigd met een groot vleesmes, nadat een geschil was ontstaan in de relationele sfeer. Door deze zeer gewelddadige handelwijze heeft verdachte zijn slachtoffers gevoelens van angst en onbehagen ingeboezemd. Tevens heeft verdachte zich tijdens zijn arrestatie verzet door onder andere een hond op een politieagent af te sturen. Deze agent heeft als gevolg hiervan letsel en pijn ondervonden.
Verdachte heeft voorts, zowel alleen als samen met een ander, in een korte periode een groot aantal auto-inbraken gepleegd. Verdachte heeft hierbij zowel verschillende auto's als de in de auto's bevindende goederen buitgemaakt. Tevens heeft verdachte in zijn woning een vuurwapen voorhanden gehad.
Door in auto's in te breken en auto's weg te nemen heeft verdachte de benadeelden veel schade en overlast bezorgd. Ook het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit.
De rechtbank houdt rekening met het voorlichtingsrapport omtrent verdachte d.d. 23 juli 2002, opgesteld door M. Msellemi, reclasseringswerker van de stichting Reclassering Nederland.
De reclasseringswerker heeft in diens adviesrapport -dat is opgemaakt naar aanleiding van de onder 12 en 13 telastgelegde feiten en de onder 13 en 14 ad informandum vermelde feiten- geconcludeerd dat verdachte heeft ingezien dat hij verkeerd bezig is geweest. Verdachte wil kiezen voor een nieuw leven in een nieuwe omgeving en verkiest begeleiding door de Stichting Exodus Den Bosch voor onderdak, werk en opleiding. De reclasseringswerker pleitte destijds voor een geheel voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringscontact. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het Exodus-traject is mislukt en dat verdachte vervolgens is teruggevallen en opnieuw strafbare feiten is gaan plegen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel van het algemeen documentatieregister d.d. 18 oktober 2002, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de niet bij dagvaarding telastgelegde strafbare feiten waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding.
Verdachte heeft deze feiten erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken personen gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 tot en met 28.
De vorderingen van de benadeelde partij.
[slachtoffer 1], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 557,25.
Deze vordering, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding 09/037450-02 onder 5 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
[slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 200,=.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op een nieuw slotenset, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die ook met betrekking tot het overige eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding 09/037450-02 onder 11 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
[slachtoffer 3], domicilie kiezende aan het hoofdbureau van politie Hollands Midden, gevestigd te postbus 4240, 2350 CE Leiderdorp, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 655,=.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op het geleden smartengeld tot een bedrag van € 100,= is door de verdediging niet weersproken, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding 09/028809-01 onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 100,=.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering voor dit meerdere niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde executie/incassokosten afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding 09/037450-02 onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 557,25 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
Nu verdachte voorts jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding 09/037450-01 onder 11 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 200,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].
Nu verdachte tevens jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding 09/028809-01 onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 100,= ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] (Politie Hollands Midden).
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 23 september 2002 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 4 juni 2002, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die eindigt op 4 juni 2004, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14g, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 63, 180, 181, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding 09/037450-02 onder 1 primair, 3, 12 en 13 is telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding 09/028809-01 onder 1 en 2 en de bij gewijzigde dagvaarding 09/037450-02 onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 primair, 6, 7 primair, 8, 9, 10 primair en 11 primair heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 09/028809-01 feit 1:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
ten aanzien van dagvaarding 09/028809-01 feit 2:
WEDERSPANNIGHEID, TERWIJL HET MISDRIJF OF DE DAARMEE GEPAARD GAANDE FEITELIJKHEDEN ENIG LICHAMELIJK LETSEL TEN GEVOLGE HEBBEN;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 1 subsidiair:
OPZETHELING;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 2:
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 4:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 5, feit 10:
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 6:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 7, feit 8:
POGING TOT DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van dagvaarding 09/037450-02 feit 9, feit 11 primair:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van 09/037450-02 feit 4:
in verzekering gesteld op : 4 januari 2002,
in vrijheid gesteld op : 5 januari 2002,
ten aanzien van dagvaarding 09/028809-01 feit 1 en feit 2:
in verzekering gesteld op : 11 augustus 2002,
in vrijheid gesteld op : 13 augustus 2002,
ten aanzien van 09/037450-02 feit 8 en feit 9:
in verzekering gesteld op : 16 september 2002,
in vrijheid gesteld op : 17 september 2002,
ten aanzien van 09/037450-02 feit 11 primair:
in verzekering gesteld op : 19 september 2002,
in vrijheid gesteld op : 20 september 2002,
ten aanzien van 09/037450-02 feit 1, feit 2 en feit 3:
in verzekering gesteld op : 16 oktober 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 18 oktober 2002,
Beslissing omtrent de inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: een revolver;
gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken personen van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 t/m 28, te weten: een zwart/blauwe Nokia sporttas met div. tennisspullen erin; een paar witte/blauwe Adidas tennisschoenen; 1 paar meerkleurige badslippers; 2 pakken met 3 meerkleurige tennisballen; 1 stuk afplaktape voor tennisracket; 1 rode aansteker; 2 meerkleurige nijptangen; diverse toiletartikelen; 1 telefoonkaart voor telefooncel; 1 gele toilettas; 1 bruine Esprit draagtas; een zilveren keukenmes; een fles Pepsi cola; een witte Mexx rok; een blauwe handdoek; een bruine rieten hoed; een zwart sporttopje; een zwarte bh; een witte onderbroek; een zwarte agualoca bikini; een zwarte bh; een wit paar sokken; een blauwe haarband; een schroevendraaier en een zilveren hangslot..
Beslissing vorderingen benadeelde partij.
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], wonende te [adres], een bedrag van € 557,25 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te [adres] een bedrag van € 200,= met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met de bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3], postbus 4240, 2350 CE te Leiderdorp, een bedrag van € 100,= met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] met betrekking tot gemaakte executie/incassokosten af.
Beslissing schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 557,25 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 200,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat indien en voorzover verdachtes mededader het bedrag zou hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 100,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Beslissing vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 4 juni 2002, gewezen onder parketnummer 09/037214-02, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Valk en Kuijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2003.
parketnummer 09/037450-02; 09/028809-01; 037214-02 (tul)