ECLI:NL:RBSGR:2003:AF4512

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/1532
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op concurrerende activiteiten en benadering van distributeurs in kort geding tussen Weweler Colaert Nederland B.V. en Doedijns Automotive B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert Weweler Colaert Nederland B.V. (hierna: Weweler) een verbod op concurrerende activiteiten door Doedijns Automotive B.V. (hierna: Doedijns) en de gedaagden, die voorheen werkzaam waren bij Weweler. De eiseres, Weweler, is actief in de ontwikkeling en productie van luchtveersystemen en heeft schade geleden door de concurrentie van Doedijns, die door ex-werknemers van Weweler is opgericht. De gedaagden, die tot 1 oktober 2002 bij Weweler werkten, hebben na hun vertrek bij Weweler bij Doedijns een functie aanvaard. Weweler stelt dat de gedaagden onrechtmatig handelen door hun voormalige relaties en kennis te gebruiken om concurrerende activiteiten te ontplooien.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de activiteiten van Doedijns concurrerend zijn aan die van Weweler en dat er sprake is van onrechtmatig handelen door gedaagde sub 2, die als filiaalleider bij Weweler werkte. De rechter oordeelt dat gedaagde sub 2, door zijn rol in de oprichting van Doedijns en het gelijktijdig vertrek van meerdere werknemers, in strijd heeft gehandeld met goed werknemerschap en het concurrentiebeding. De vordering van Weweler om gedaagden te verbieden om distributeurs te benaderen wordt toegewezen voor een periode van één jaar, terwijl de vordering tegen Doedijns wordt afgewezen, omdat deze al op dezelfde markt actief was.

De voorzieningenrechter legt dwangsommen op voor het geval de verboden worden overtreden en veroordeelt Doedijns en gedaagde sub 2 in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die ex-werknemers in acht moeten nemen bij het opstarten van concurrerende activiteiten en de gevolgen van het massale vertrek van personeel voor de voormalige werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 3 februari 2003,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 02/1532 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Weweler Colaert Nederland B.V.,
gevestigd te Weert,
eiseres,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. P.W. Dijkmans te Bladel,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Doedijns Automotive B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
2. [gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde5],
wonende te [woonplaats],
6. [gedaagde6],
wonende te [woonplaats],
7. [gedaagde7],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. R.J.A. Bron-Slis te Rotterdam.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 23 januari 2003 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres behoort tot de Weweler Groep. De Weweler Groep is sinds jaar en dag actief zowel op het gebied van het ontwikkelen en produceren van geavanceerde luchtveersystemen voor de OEM (onderdelen eerste montage)-markt voor aanhangwagens en bedrijfsvoertuigen als ook in de vervangingsmarkt voor blad- en paraboolveren en hoogwaardige onderdelen voor deze voertuigen. De activiteiten van eiseres, hierna: Weweler, spitsen zich toe op de levering voor de vervangingsmarkt.
1.2. Gedaagden 2 tot en met 7 waren tot 1 oktober, c.q. 1 november 2002 werkzaam in het filiaal van Weweler te Spijkenisse.
1.3. Gedaagde sub 1, hierna: Doedijns, is op 30 oktober 2002 opgericht en op 6 november 2002 ingeschreven in het handelsregister. Zij behoort tot de Fluitronics-Group.
1.4. De Fluitronics-Group houdt zich bezig met de ontwikkeling en assemblage van hydraulische en pneumatische aandrijfsystemen voor de zware industrie en met de distributie van een uitgebreid gamma van vervangingsonderdelen op het gebied van hydrauliek, pneumatiek en instrumentatie, waarbij zij tevens onderhoudsdiensten aanbiedt (After Market).
1.5. Houdstermaatschappij van de Fluitronics Group is Sito Financial Services B.V.
1.6. In december 2000 heeft de Fluitronics Group de heer [betrokkene1], destijds als salesmanager werkzaam bij Weweler, benaderd om chief executive officer van de groep te worden. [betrokkene1] is begin 2001 bij Weweler vertrokken. Reeds voor zijn vertrek bij Weweler was hij bestuurder van Sito Financial Services B.V. geworden.
1.7. In zijn nieuwe functie heeft [betrokkene1] voor de leiding van de Nederlandse tak van Fluitronics de heer [betrokkene2] aangetrokken; [betrokkene2] was eveneens als salesmanager bij Weweler werkzaam.
1.8. Gedaagde sub 2, hierna [gedaagde2], sedert 1985 in dienst bij Weweler, aanvankelijk als magazijnbediende en vanaf 1992 als filiaalleider, heeft medio 2002 contact gezocht met voornoemde [betrokkene2] met het oogmerk een passende functie bij Fluitronics Nederland te vinden. [gedaagde2] heeft op 31 juli 2002 bij Weweler aangekondigd dat hij per 1 oktober 2002 ontslag nam. Hij is thans werkzaam bij Doedijns.
1.9. Gedaagden sub 3 tot en met 7 hebben, elk afzonderlijk, aan [gedaagde2] gevraagd om in aanmerking te mogen komen voor vacatures bij Doedijns.
Zij hebben vervolgens bij Weweler opgezegd en zijn per 1 oktober dan wel
1 november 2002 bij Doedijns in dienst getreden.
1.10. Twee leveranciers van Weweler, te weten Rockinger en Aktas, hebben in 2002 hun contract bij Weweler opgezegd, zulks tegen 1 januari 2003, respectievelijk 1 maart 2003.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Weweler vordert - zakelijk weergegeven - gedaagden te verbieden:
a. activiteiten te ondernemen die concurreren met die van Weweler, zulks gedurende een periode van één jaar na betekening van dit vonnis;
b. de distributeurs van Weweler te benaderen,
beide verboden op straffe van een dwangsom.
Daartoe voert Weweler het volgende aan.
Gedaagden handelen onrechtmatig jegens Weweler. Gedaagden sub 2 tot en met 7 handelen in strijd met goed werknemerschap, terwijl gedaagde sub 2 tevens handelt in strijd met het concurrentiebeding.
Doedijns verricht exact dezelfde activiteiten als Weweler, zulks eveneens in Spijkenisse. Weweler lijdt schade door de concurrentie die daarvan het gevolg is.
De concurrentie is ontstaan als gevolg van samenspanning tussen gedaagden. Het managementteam van de Fluitronics Groep bestaat uit ex-werknemers van Weweler die kennis hebben van interne bedrijfsgegevens van Weweler. Zij waren bij Weweler werkzaam ten tijde van het ontstaan van een nieuw strategisch plan, inhoudende onder meer dat Weweler zich er op ging toeleggen hoogwaardige B-merken op de markt te introduceren. Er zijn in die tijd contacten gelegd met diverse bedrijven, waaruit exclusieve distributiecontracten zijn voortgekomen, onder meer met Aktas. Weweler heeft veel tijd en geld geïnvesteerd om haar vaste klanten te overtuigen van de kwaliteit van de nieuwe merken. [betrokkene2] was het gezicht van Weweler bij de nieuwe leveranciers, [gedaagde2] bij de vaste klanten.
Gedaagden hebben stelselmatig de leveranciers van Weweler benaderd met het verzoek de distributieovereenkomsten met Weweler te beëindigen en distributieovereenkomsten met Doedijns aan te gaan, zulks met succes.
Voorts hebben zij alle werknemers van een vestiging van Weweler te Spijkenisse, min of meer gelijktijdig in dienst genomen en maken zij reclame met het feit dat deze werknemers een jarenlange ervaring hebben in de automotive branche. Op 1 oktober 2002 is op internet een site van Doedijns gepubliceerd met een foto van de zes ex-werknemers van Weweler, dit terwijl een deel van deze mensen op dat moment nog in dienst was bij Weweler.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Aan de orde is de vraag of er sprake is van concurrerende activiteiten en zo ja, of deze activiteiten onrechtmatig zijn.
Door Weweler is genoegzaam aangetoond dat de activiteiten concurrerend zijn en dat zij nadeel ondervindt.
In het algemeen geldt dat een vennootschap of een ex-werknemer in zijn concurrerende activiteiten is beperkt door de norm van zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Of dit het geval is hangt af van de bijzondere omstandigheden van het geval.
Voor de ex-werknemer geldt dat wie in zijn voormalige dienstbetrekking een duurzaam debiet mee heeft helpen opbouwen onrechtmatig handelt door dit op stelselmatige en substantiële wijze af te breken door relaties -waarmee hij een duurzame relatie heeft ontwikkeld tijdens dat dienstverband - of personeelsleden van zijn vroegere werkgever af te nemen met behulp van de speciale kennis en gegevens die hij van of bij de werkgever had verkregen.
3.2. In dit verband is van belang dat vaststaat dat
- de heren [betrokkene1] en [betrokkene2], als binnen de Fluitronics Group voor Doedijns verantwoordelijken, beiden als sales manager bij Weweler werkzaam zijn geweest in een periode waarin distributiecontracten werden gesloten, onder meer met Aktas, waarbij [betrokkene2] persoonlijk een rol speelde en dat Aktas zich thans als leverancier voor Weweler heeft teruggetrokken;
- dat [betrokkene2] door [betrokkene1] is benaderd om de leiding van Fluitronics Nederland op zich te nemen;
- dat [betrokkene2] vóór zijn vertrek naar Doedijns de chef was van [gedaagde2] en dat erkend wordt dat de oprichting van Doedijns een rechtstreeks gevolg was van de gesprekken die [betrokkene2] en [gedaagde2] in 2002 hebben gehad;
- dat [gedaagde2] de chef was van de overige vijf gedaagden en dat hij met deze vijf het gehele personeelsbestand van het filiaal van Weweler te Spijkenisse vormde.
Daarbij komt de omstandigheid dat het hele team, dat bij Weweler in het in Spijkenisse gevestigd filiaal werkzaam was, nagenoeg gelijktijdig bij Weweler is weggegaan om bij Doedijns in dienst te treden en het feit dat bedoeld team zich presenteert als in de branche ervaren medewerkers (hetgeen blijkt uit een foto die reeds op 1 oktober 2002 op internet verscheen, terwijl sommige teamleden toen nog werkzaam waren bij Weweler). Het is duidelijk dat dit massale vertrek, dat nagenoeg gelijktijdig plaatsvond, ingrijpende gevolgen heeft voor Weweler, te meer nu het hier gaat om gezichten die bij de klanten bekend en vertrouwd zijn en de vestiging van Doedijns in de onmiddellijke nabijheid van de vestiging van Weweler is gelegen in Spijkenisse en zich derhalve richt op dezelfde afnemers.
3.3. Het gaat hier om een reeks gebeurtenissen die elk afzonderlijk weliswaar niet voldoende zijn om te kunnen leiden tot het aannemen van onrechtmatig handelen doch waarvan, gezamenlijk en in hun onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is dat de bodemrechter -indien aan hem voorgelegd- tot het oordeel komt dat zij de toets van de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt niet kunnen doorstaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat thans in kort geding geoordeeld moet worden dat Doedijns onrechtmatig gehandeld heeft door met Weweler te concurreren op de aangegeven wijze.
3.4. Vervolgens dient beoordeeld te worden of dit ook geldt voor haar werknemers, gedaagden genoemd sub 2 tot en met 7.
Gelet op de functies van de gedaagden genoemd sub 3 tot en met 7, te weten monteurs, respectievelijk vorkheftruckchauffeur, kan van hen elk afzonderlijk niet worden aangenomen dat zij bijvoorbeeld met behulp van speciale kennis of gegevens van Weweler relaties van Weweler afnemen. Hun kan dan ook niet worden verweten dat zij onzorgvuldig jegens Weweler hebben gehandeld. De vordering is dan ook niet toewijsbaar jegens hen.
3.5. In het geval van [gedaagde2] ligt dat -gelet op het onder rechtsoverweging 3.2. overwogene- anders. Het gedrag van [gedaagde2], filiaalleider bij Weweler, die zelf met [betrokkene2] is gaan praten en uit wiens koker het plan voor de oprichting van het huidige bedrijf mede is ontstaan, geeft voorshands aanleiding tot de conclusie dat [gedaagde2] handelde in strijd met goed werknemerschap. Niet alleen heeft hij nog tijdens het dienstverband bij Weweler meegewerkt aan het opstarten van concurrerende activiteiten (waarbij gebruik gemaakt wordt van eenzelfde leverancier en gericht wordt op dezelfde afnemers), ook wordt -gelet op de publicatie op internet- op verwarringwekkende wijze gerefereerd aan het vroegere dienstverband. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde2] "het gezicht" van Weweler was voor de klanten.
Dat [gedaagde2] tevoren onderzoek heeft gepleegd naar de vraag of hij kon handelen zoals hij deed doet aan die conclusie niet af. Evenmin kan hem baten dat hij zich bij Weweler op een dood spoor gezet voelde.
Daar komt bij dat in het geval van [gedaagde2] sprake is van een concurrentiebeding. Dit beding maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst die in 1992 tussen Weweler en [gedaagde2] is gesloten. In hoeverre dit concurrentiebeding van kracht is en mitsdien overtreden kan worden, is door [gedaagde2] weersproken.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure zal worden geconcludeerd dat ook het handelen van [gedaagde2] onrechtmatig jegens Weweler was. Daarbij kan voorshands in het midden blijven in hoeverre [gedaagde2] het concurrentiebeding heeft overtreden.
3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen, voor zover deze zijn gericht tegen [gedaagde2], moeten worden toegewezen. Gelet op het ingrijpende gevolg van toewijzing van deze vorderingen voor [gedaagde2] zal de periode, gedurende welke de verboden gelden, echter worden beperkt tot 1 oktober 2003, de datum, waarop het een jaar geleden is dat [gedaagde2] bij Weweler is vertrokken.
3.7. Voor wat Doedijns betreft zal de vordering sub a, strekkende tot het opleggen van een verbod van concurrerende activiteiten, worden afgewezen. De groep, waar Doedijns onderdeel van is, bevindt zich immers al geruime tijd op dezelfde markt als Weweler, zodat een algemeen concurrentieverbod alleen al uit dien hoofde als te verstrekkend wordt afgewezen. Een en ander impliceert uiteraard niet dat Doedijns onrechtmatig mag handelen.
De vordering sub b, strekkende tot het verbod van benadering van distributeurs van Weweler, zal worden toegewezen, zulks voor een beperkte periode, namelijk eveneens tot 1 oktober 2003. Aan te nemen valt dat na verloop van deze periode het effect met name van het vertrek van gedaagden 2 tot en met 7 bij Weweler grotendeels uitgewerkt is.
3.8. De vordering tot het opleggen van een dwangsommen wordt toegewezen met dien verstande dat deze worden gemaximeerd.
Er zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsommen vatbaar zijn voor matiging, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Doedijns en [gedaagde2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. Verbiedt [gedaagde2], direct dan wel indirect, zelf of door derden, activiteiten te ondernemen die concurreren met die van Weweler, zulks tot 1 oktober 2003.
2. Verbiedt Doedijns en [gedaagde2] tot 1 oktober 2003 de distributeurs van Weweler te benaderen met enige vorm van reclame of andere aanbieding van producten die Weweler voert dan wel onjuiste mededeling te doen omtrent de bedrijfsvoering of de (financiële) betrouwbaarheid van Weweler.
3. Bepaalt dat [gedaagde2] bij overtreding van een van de voornoemde verboden een dwangsom verschuldigd is van euro 1.000,-- per keer tot een maximum van euro 500.000,--, en bepaalt dat Doedijns bij overtreding van het sub 2 genoemde verbod een dwangsom verschuldigd is van euro 1.000,-- per keer tot een maximum van euro 500.000,--
4. Bepaalt dat bovenstaande dwangsommen vatbaar zijn voor matiging op de wijze zoals onder 3.8. is vermeld.
Veroordeelt Doedijns en [gedaagde2] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Weweler begroot op euro 961,18, waarvan euro 193,-- aan griffierecht en euro 65,18 aan dagvaardingskosten.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.