ECLI:NL:RBSGR:2003:AF5509

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-753238-02; 09/037019-02 (tul)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Timmermans
  • B. de Graaf
  • C. Jalink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake drugshandel en tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 6 maart 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij drugshandel. De officier van justitie, mr. Vos, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, had gedurende een periode van acht maanden samen met anderen heroïne en cocaïne verkocht en had 6 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank overwoog dat hard drugs schade toebrengen aan de volksgezondheid en leiden tot andere strafbare feiten, wat resulteert in financiële schade en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de feiten had gepleegd, ondanks dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmotivering. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was telastgelegd dan bewezen verklaard. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de zitting op 20 februari 2003 heeft plaatsgevonden. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.F. van Kregten, en de uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de griffier, Van Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09-753238-02; 09/037019-02 (tul)
rolnummers 0011; 0010
's-Gravenhage, 6 maart 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 februari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr H.F. van Kregten, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Vos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 16 januari 2002 is veroordeeld, te weten 1 maand gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep mensen die gedurende een periode van een aantal jaren handelde in drugs. Verdachte zelf heeft gedurende een periode van ruim acht maanden meermalen samen met anderen heroïne en cocaïne verkocht en afgeleverd. Voorts heeft verdachte 6 gram cocaïne in zijn bezit gehad. Hard drugs brengen schade toe aan de volksgezondheid. Zij werken ook andere strafbare feiten in de hand die leiden tot grote financiële schade en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport van de Reclassering van de Stichting Leger des Heils te Rotterdam d.d. 11 december 2002 betreffende verdachte.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder en ook minder dan vijf jaar geleden voor strafbare feiten veroordeeld. De feiten zijn gepleegd gedurende de proeftijd van een eerdere deels voorwaardelijke veroordeling terzake van een overtreding van de Opiumwet, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden onderhavige feiten te plegen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Een nieuwe (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank gelet op deze omstandigheden niet op zijn plaats.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 18 november 2002 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 16 januari 2002, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die eindigt op 30 januari 2004, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14g, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :10 september 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op :13 september 2002,
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 16 januari 2002, gewezen onder parketnummer 09-037019-02, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
De Graaf en Jalink, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 maart 2003.
parketnummer 09/753238-02