ECLI:NL:RBSGR:2003:AF5883
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. van Schuilenburg
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling na afloop van inverzekeringstelling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die was gesteld na afloop van een inverzekeringstelling op grond van de Uitleveringswet. De vreemdeling, van Libanese nationaliteit, was op 29 januari 2003 in verzekering gesteld ter fine van uitlevering aan Zwitserland. Op 31 januari 2003 om 11.00 uur werd echter duidelijk dat de vreemdeling niet de persoon was die door de Zwitserse autoriteiten werd gezocht. Ondanks deze ontdekking werd de vreemdeling om 15.35 uur in vreemdelingenbewaring gesteld, wat aanleiding gaf tot juridische stappen.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring uitsluitend gericht was op vreemdelingenrechtelijke doeleinden, en dat de bevoegdheden hiervoor enkel konden worden gegrond op de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank stelde vast dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleverden, waardoor de Vw 2000 geen grondslag bood voor de uitoefening van de bewaring. De rechtbank concludeerde dat de bewaring onrechtmatig was, omdat de procedure niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 850,- ten laste van de Staat der Nederlanden. Tevens werden de proceskosten aan de vreemdeling vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter W.M. van Schuilenburg, met mr. M.P. Dijkema als griffier.