2.1. De LBVI heeft, onder meer, tot doel het zonder winstoogmerk behartigen van de belangen van haar leden alsmede het bevorderen van een goede verkeerseducatie in Nederland. De leden van de LBVI zijn verkeersopleidingsinstituten die cursisten opleiden tot het examen dat leidt tot de bevoegdheid van rij-instructeur.
2.2. Het CBR is belast met hoofdzakelijk publieke taken, die het verricht in het kader van het publieke belang van de verkeersveiligheid. De publieke hoofdtaak van het CBR bestaat uit het examineren en afgeven van verklaringen van rijvaardigheid en rijgeschiktheid. De overige publieke taken hangen daarmee samen.
2.3. In 1998 is het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland (hierna: ROVG) in samenwerking met het CBR (regio Oost) en de BOVAG begonnen met een proef (pilot) voor een modulaire rijopleiding in de regio Arnhem-Nijmegen. De goede resultaten van deze pilot hebben geleid tot een vervolg, de Rijopleiding in Stappen (hierna: RIS).
2.4. De RIS houdt, kort samengevat, in dat de leerlingen volgens een logisch opgebouwde structuur, met modules, worden opgeleid en dat elke module wordt afgesloten met een toets. Het rijden onder specifieke omstandigheden en het zelfstandig rijden krijgen bijzondere aandacht. Voor alle basisvaardigheden wordt gewerkt met een zogenoemd handelingsscript, een set van regels en stappen voor het oplossen van standaard verkeersopgaven. Verder is een praktijkgerichte handleiding voor de instructeur ten behoeve van het nieuwe rijden in de basisrijopleiding ontwikkeld.
2.5. De minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) heeft bij brief van 11 oktober 2001 de voorzitter van het ROVG een bijdrage in de kosten van de doorstart van het project toegezegd. Voorts heeft de minister in genoemde brief meegedeeld de mogelijkheid te onderzoeken of een rijksbijdrage kan worden verstrekt om de verdere ontwikkeling en implementatie van de RIS mogelijk te maken.
2.6. De doorstart van het project heeft in 2002 in Gelderland plaatsgevonden. Omdat het slagingspercentage duidelijk boven het landelijk gemiddelde lag, is besloten de RIS op landelijk niveau voort te zetten.
2.7. Bij brief van 1 maart 2002 heeft het ROVG de minister bericht dat bij het vervolgtraject van het RIS-project op landelijk niveau een goede organisatorische structuur en inbedding vereist zijn. Omdat het CBR op uitdrukkelijk verzoek van partijen zijn ervaring en kennis op gebied van toetsing, opleiding en begeleiding op belangrijke onderdelen van de RIS heeft ingebracht alsmede met het oog op de landelijk en regionaal ingebedde organisatorische structuur van het CBR, stelt het ROVG in genoemde brief voor het CBR bij de landelijke implementatie van de RIS een substantiële rol te geven.
2.8. Op 6 mei 2002 heeft de minister het CBR schriftelijk verzocht om, in samenwerking met het departement en het ROVG, de leiding van een plan van aanpak voor de implementatie van het RIS in heel Nederland op zich te nemen.
2.9. Het plan van aanpak RIS, opgesteld door het CBR, is de minister bij brief
van 3 juli 2002 aangeboden.
2.10.Bij brief van 10 juli 2002 heeft de minister het CBR verzocht de invoering van het RIS in Nederland te coördineren, "met dien verstande dat:
* de opleiding van RIS-instructeurs, de applicatie, de begeleiding en de certificering op termijn ook opengesteld kunnen worden voor andere aanbieders dan het CBR;
* opleiding en examinering zo goed mogelijk op elkaar afgestemd worden, maar wel duidelijk gescheiden verantwoordelijkheden blijven;
* de Raad van Advies wordt geconsulteerd over de tarieven die CBR voor haar RIS-activiteiten in rekening zal brengen, alvorens deze ter goedkeuring aan mij [de minister] worden voorgelegd."
2.11.In zijn blad Reflector, nr. 6-oktober 2002, meldt het CBR in een artikel met de kop "Rijopleiding in Stappen open voor alle opleiders" als volgt :"Na het succes van de proef met de Rijopleiding in Stappen (RIS) in regio Oost zal deze nieuwe rijopleiding volgend jaar in heel Nederland worden geïntroduceerd. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft het CBR verzocht de implementatie van de RIS op zich te nemen. Rijopleiders die les willen gaan geven volgens de RIS-methodiek, kunnen zich na het eerstkomend examenplaatsoverleg aanmelden voor de opleiding tot RIS-instructeur". Voorts vermeldt het CBR: "Het CBR heeft hierop een plan ontwikkeld, dat op 7 juli is goedgekeurd door minister Netelenbos. Sindsdien is de weg vrij voor de verdere uitwerking en de uitvoering van het plan. Daarin wordt het CBR bijgestaan door de Raad van Advies, waarin naast het CBR BOVAG, FAM, ministerie van Verkeer en Waterstaat, NOVEM en ROVG zitting hebben.(...) De opleiding van de instructeurs wordt verzorgd door trainers van het CBR (...) Het CBR kan volgend jaar zo'n 1500 instructeurs opleiden."
2.12. Op 14 oktober 2002 heeft het CBR de rijscholen met examens in Arnhem schriftelijk meegedeeld: "Hierbij nodig ik u van harte uit voor het examenplaatsoverleg voor Arnhem (...) Zoals u wellicht al in de Reflector heeft gelezen, is de RIS is een nieuwe vorm van opleiden.(...). Nu loopt in Arnhem/Nijmegen en Doetinchem/Lichtenvoorde een vervolgproef met de RIS, die in 2003 landelijk wordt ingevoerd (...) Naar verwachting start de eerste opleiding voor RIS-instructeur medio 2003."
2.13. Bij brief van 24 oktober 2002 hebben drie leden van de LBVI het CBR gesommeerd per direct al zijn activiteiten ten aanzien van RIS en de uitrol van RIS te staken. Ook is het CBR verzocht, op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) uiterlijk binnen veertien dagen na dagtekening van de brief informatie te verschaffen omtrent de bij het CBR berustende stukken of ander materiaal dat gegevens bevat met betrekking tot RIS.
2.14. Op 25 oktober 2002 heeft het CBR de folder "Rijopleiding in Stappen" verspreid onder alle rijscholen in Nederland. Daarin is onder meer vermeld dat rijscholen die geïnteresseerd zijn in de instructeurstraining Rijopleiding in Stappen, vrijblijvend kunnen opgeven hoeveel instructeurs ze willen laten opleiden. De kosten bedragen € 1.356,-- per persoon.
2.15. Bij brief van 29 oktober 2002 hebben drie leden van de LBVI de Staat verzocht alle feitelijke handelingen ten aanzien van RIS en de uitrol van RIS te staken, alsmede alle feitelijke handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn tot een herstel in de vorige toestand. Ook is aan de minister een soortgelijk verzoek gedaan als het onder 2.13 vermelde verzoek aan het CBR.
2.16. Het CBR heeft op 25 november 2002 een beschikking op het Wob-verzoek gegeven en informatie over RIS ter beschikking gesteld.
2.17. In zijn blad Reflector, nr. 10-december 2002, maakt het CBR melding van inmiddels ruim 600 aanmeldingen van rijopleiders met belangstelling voor deelneming aan het eerste jaar van de RIS.
2.18. Naar aanleiding van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 7 februari 2003 is besproken, heeft het CBR de LBVI op 13 februari 2003 onder meer bericht dat rijopleiders van de opleidingsinstituten volgens de Wet rijonderricht motorrijtuigen (WRM) (hierna: de opleidingsinstituten) tijdens de eerstvolgende opleidingscyclus de cursus tot RIS-instructeur kunnen volgen. Voorts kondigt het CBR aan dat de nodige maatregelen getroffen zullen worden ter voorkoming van belangenverstrengeling.
2.19. De LBVI heeft hierop gereageerd bij brief van 20 februari 2003, waarna het het CBR op 7 maart 2003 schriftelijk heeft bevestigd dat de planning ten aanzien van de landelijke proef is aangepast en dat er inmiddels maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van belangenverstrengeling. Voorts heeft het CBR uiteengezet waarom de opleiding van de rijopleiders van de WRM-opleidingsinstituten in de eerste cursusgroep niet mogelijk is. Ten slotte garandeert het CBR, mede namens de minister, niet meer dan 840 rij-instructeurs te zullen opleiden tot het moment dat de RIS-docenten uit de tweede groep hun diensten op de markt kunnen aanbieden.
2.20. De LBVI heeft het CBR op 12 maart 2003 meegedeeld dat, indien het CBR en de minister niet bereid zijn serieuze en vertrouwenswekkende maatregelen te treffen ter voorkoming van machtsmisbruik door het CBR, een minnelijke regeling niet mogelijk is.