ECLI:NL:RBSGR:2003:AF7735

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/10227
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.I. Hilberts-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van Somalische vreemdeling zonder reisdocumenten en de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de uitzetting van een Somalische vreemdelinge die geen reisdocumenten bezit. De vreemdelinge had op 15 februari 2003 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen en had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was afgewezen. De rechtbank heeft in deze procedure de vraag beantwoord of er zicht op uitzetting is komen te ontbreken, gezien het feit dat de vreemdelinge niet over de benodigde reisdocumenten beschikt en er geen claim is gelegd op een luchtvaartmaatschappij.

De rechtbank heeft verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, vragen gesteld over de mogelijkheden voor uitzetting. Uit de antwoorden bleek dat er op 6 november 2002 een Memorandum of Understanding was gesloten met de Dubai Naturalization and Residency Department, waardoor het voor uitgeprocedeerde Somalische vreemdelingen mogelijk is om via Dubai met een door de Nederlandse overheid verstrekt EU-laissez-passer naar Somalië terug te keren. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een situatie waarin zicht op uitzetting ontbreekt, en dat de vreemdelinge, gelet op haar vertrekplicht, zelf verantwoordelijk is voor haar medewerking aan de terugkeer.

De rechtbank heeft het beroep van de vreemdelinge ongegrond verklaard, en benadrukt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel in overeenstemming is met de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is gedaan door mr. K.I. Hilberts-de Jong, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Muller.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 03 / 10227 VRONTN J
inzake: A, geboren [...] 1977, van Somalische nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium (Tafelbergweg) te Amsterdam, hierna te noemen: de vreemdelinge,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.
Zitting: 24 februari 2003.
De vreemdelinge is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.G.A.J. Adang, advocaat te Utrecht.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, drs. S. van Beek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 15 februari 2003 is de vreemdelinge ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdelinge is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
1.2 Op 15 februari 2003 heeft de vreemdelinge een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 17 februari 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van de vreemdelinge toegepaste vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw is in het besluit gehandhaafd.
1.3 Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, Vw, van 17 februari 2003, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van de vrijheidsontnemende maatregel.
1.4 Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijke vragen van deze rechtbank en nevenvestigingsplaats te beantwoorden. Bij schrijven van 25 februari 2003, ontvangen op 27 februari 2003, heeft verweerder deze vragen beantwoord. Na ontvangst van een reactie op deze antwoorden van de gemachtigde van de vreemdelinge op 7 maart 2003, heeft de rechtbank aanleiding gezien bij schrijven van 7 maart 2003 wederom schriftelijke vragen te stellen aan verweerder. Bij schrijven van 11 maart 2003 heeft verweerder deze nadere vragen beantwoord. Na ontvangst van de reactie van de gemachtigde van de vreemdelinge op 14 maart 2003 heeft de rechtbank het onderzoek met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten en uitspraak bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1 De ambtenaar belast met grensbewaking is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2.2 Verweerder voert het beleid dat onder meer tot (voortzetting van) de maatregel ex artikel 6 Vw wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de AC-procedure is afgewezen.
2.3 Namens de vreemdelinge is betoogd dat geen zicht op uitzetting bestaat, nu zij niet over documenten beschikt en er geen claim is gelegd op een aanvoerende luchtvaartmaatschappij.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.4 Uit de door verweerder gegeven antwoorden d.d. 25 februari 2003 en d.d. 11 maart 2003 blijkt het volgende. Op 6 november 2002 is een Memorandum of Understanding gesloten met de Dubai Naturalization and Residency Department. Op basis hiervan is het thans voor uitgeprocedeerde Somalische vreemdelingen, die niet zelfstandig aan reisdocumenten kunnen komen en die hebben aangegeven vrijwillig te willen terugkeren naar hun land van herkomst, mogelijk om via de luchthaven van Dubai met behulp van een door de Nederlandse overheid verstrekt EU-laissez-passer Somalië in te reizen. Dit EU-laissez-passer wordt verstrekt aan Somaliërs van wie vaststaat dat zij niet zelf aan Somalische documenten kunnen komen. Inmiddels is reeds één Somalische vreemdeling via dit Dubai-traject uitgezet.
2.5 Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van een situatie waarin zicht op uitzetting is komen te ontbreken. Een eventuele weigering van de vreemdelinge aan de terugkeer naar Somalië haar medewerking te verlenen, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op haar vertrekplicht voor haar rekening te blijven.
2.6 De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw thans niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.7 Het beroep is derhalve ongegrond.
Beslissing
De rechtbank:
2.8 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.I. Hilberts-de Jong, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2003, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Muller als griffier.
Afschrift verzonden op: 21 maart 2003
Coll:
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.