ECLI:NL:RBSGR:2003:AF7839

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/10641
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G.J. Roelvink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige voortduren van de maatregel van bewaring van een Guinese vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 februari 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van een Guinese vreemdeling, aangeduid als eiser. De rechtbank oordeelde dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet langer rechtmatig was, omdat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, niet met voldoende voortvarendheid de voorgenomen uitzetting van eiser had ter hand genomen. Verweerder had gedurende een periode van twee maanden geen concrete activiteiten ondernomen om de uitzetting van eiser te realiseren, en het was niet aangetoond dat eiser hieraan schuld had. De rechtbank merkte op dat de wisseling van consul bij de Guinese autoriteiten geen excuus was voor het uitblijven van actie, aangezien verweerder niet volledig afhankelijk was van de medewerking van een consul voor de voorbereiding van de uitzetting.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de maatregel van bewaring opgeheven. Eiser was geboren in 1965 en verbleef in het huis van bewaring te Ter Apel. De gemachtigde van eiser was mr. D. de Vries, terwijl de gemachtigde van verweerder mw. M.I. Bredewold was, werkzaam bij de IND. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen kosten waren die eiser redelijkerwijs had moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. J. van de Wiel, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Zutphen
Registratienummer: AWB 03/10641 VRONTN
Datum uitspraak: 26 februari 2003
UITSPRAAK
op het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1965,
van Guinese nationaliteit,
verblijvende in het huis van bewaring te Ter Apel,
IND dossiernummer 9804. 29.2003,
eiser,
gemachtigde: mr. D. de Vries, advocaat te Dokkum,
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
verweerder,
gemachtigde: mw. M.I. Bredewold, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Verweerder heeft op 18 februari 2003 de rechtbank op grond van artikel 96, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 in kennis gesteld van het voortduren van de bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 februari 2003. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt voorop dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring bij uitspraak van 22 januari 2003 (AWB 03/1423) ongegrond is verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of sedert genoemde uitspraak het voortduren van de bewaring rechtmatig is.
2.2 Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval, aangezien niet is gebleken dat verweerder met voldoende voortvarendheid eisers voorgenomen uitzetting ter hand heeft genomen. Hiertoe is het navolgende van belang.
2.3 Blijkens de door verweerder in het kader van de onderhavige procedure overgelegde voortgangsreportage blijkt niet dat verweerder, nadat op 3 december 2002 een aanvraag voor presentatie van eiser bij de Guinese autoriteiten door de Vreemdelingendienst naar het bureau Coördinatie Presentatie Ambassades (CPA) is gestuurd, enige concrete actie heeft ondernomen ten behoeve van eisers uitzetting. In tegenstelling tot hetgeen namens verweerder voorafgaand aan de bovengenoemde uitspraak van deze rechtbank van 22 januari 2003 is aangegeven, is niet gebleken dat op 17 januari 2003 een onderhoud heeft plaatsgevonden met de ambassadeur van Guinee teneinde een datum voor een presentatie te bespreken. Immers, in het kader van het onderhavige beroep heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat eerst op 3 maart 2003, tijdens een onderhoud met de Guinese consul, zal worden getracht een afspraak te maken voor een presentatie van eiser in persoon.
2.4 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder gedurende een periode van twee maanden geen activiteiten heeft ondernomen ter fine van eisers uitzetting. Voorts is niet gebleken dat het uitblijven van uitzettingsactiviteiten (mede) aan eiser is te wijten. Daar komt bij dat ook aan de afspraak met de Guinese consul op 3 maart 2003 niet de waarde kan worden toegekend die verweerder wenst, aangezien tijdens dit gesprek enkel een, dan nog nader te bepalen, presentatiedatum zal worden besproken. Het feit dat bij de Guinese autoriteiten een wisseling van consul gaande is, doet aan dit alles niet af, reeds omdat verweerder niet voor alle mogelijke activiteiten ter voorbereiding van eisers uitzetting afhankelijk is van de medewerking van een consul.
2.5 Het beroep dient derhalve gegrond verklaard te worden, en de inbewaringstelling dient te worden opgeheven.
2.6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, daar niet is gebleken van kosten die eiser in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van heden.
Aldus gegeven door mr. J.G.J. Roelvink en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2003 in tegenwoordigheid van mr. J. van de Wiel als griffier.
Mr. J.G.J. Roelvink is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden op: 5 maart 2003
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.