ECLI:NL:RBSGR:2003:AF8189

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/925031-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Poustochkine
  • Sentrop
  • De Goede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke overval op benzinestation met vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 mei 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van doodslag en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 6 januari 2003, toen de verdachte en zijn medeverdachte, na het gebruik van drugs, besloten een benzinestation te overvallen. De verdachte ging gewapend met een vuurwapen het tankstation binnen en schoot in de lucht om de aanwezige medewerkers te intimideren. Vervolgens eiste hij geld en schoot hij in de richting van een medewerker, die door de schoten dodelijk gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de schutter was, op basis van videobeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte inconsistent waren, maar dat de bekennende verklaring van de verdachte overtuigend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn jeugdige leeftijd en verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van één benadeelde partij werd toegewezen en de vorderingen van twee andere partijen niet ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een vuurwapen en kleding, verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925031-03
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 2 mei 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PCS Jeugdhuis van Bewaring De Sprang, Unit 3 te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 april 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. A. van Harmelen, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Meissen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 zal worden onttrokken aan het verkeer, dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen onder 2, 3, 5, 6 en 7 zullen worden verbeurdverklaard en dat het onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp onder 4 zal worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3].
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2891,89 = subsidiair 57 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]; een bedrag groot € 3500, = subsidiair 70 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]; en een bedrag groot € 2250, = subsidiair 45 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair
Namens verdachte heeft de raadsvrouw betoogd dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] degene is geweest die [slachtoffer] op 6 januari 2003 heeft doodgeschoten. Allereerst voert zij daartoe aan dat de bekennende verklaring door [verdachte], bij de politie afgelegd, als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. [verdachte] zou onder druk zijn gezet door de verhorende verbalisanten en onder invloed hiervan hebben bekend de schutter te zijn geweest. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de bekennende verklaring van [verdachte] in vergelijking met een groot aantal andere verklaringen in het dossier op inhoudelijke gronden niet geloofwaardig is. Daartoe voert zij onder andere aan dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat de schutter een donkere man was. In de visie van de raadsvrouw zou uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] kunnen worden afgeleid dat hij over zeer specifieke daderwetenschap beschikt. [verdachte] zou niet over een dergelijke wetenschap beschikken en slechts verklaren wat hij over de overval van [medeverdachte] heeft gehoord.
Terzake van de vraag wie van de beide verdachten de schutter is geweest, welke vraag mede met het oog op de strafmaat van belang kan zijn, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de schoten, waaronder het fatale schot, heeft gelost. Op grond van de videoprints in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn mededader van jas hebben gewisseld. Beiden hebben tegenover de politie ook verklaard dat dat is gebeurd, in het tunneltje tijdens de vlucht. Aldus is verklaarbaar dat de jas die [verdachte] droeg bij het verlaten van de flat - en welke jas de schutter tijdens de overval droeg - bij terugkeer werd gedragen door [medeverdachte].
Wat er ook zij van de verklaringen van [verdachte] dat de wisseling van jassen reeds was gebeurd voorafgaande aan de gebeurtenissen in het tankstation, van veel groter belang acht de rechtbank de vraag of verdachten van schoenen hebben gewisseld.
Dienaangaande is van belang dat op grond van de videoprints kan worden vastgesteld, dat [verdachte] en [medeverdachte] bij vertrek uit het flatgebouw en bij terugkeer in het flatgebouw dezelfde schoenen droegen. [verdachte] droeg schoenen, waarvan uitsluitend het linker exemplaar reflecterende gedeelten had, terwijl [medeverdachte] lichte schoenen droeg, welke beide reflecteerden. Gelet op de tijdstippen vermeld op de videoprints van de opnames in de lift (20.09 uur) en de tijdstippen vermeld op de videoprints van de opnamen in het tankstation (20.15 en 20.16) acht de rechtbank het - gelet op het tijdsverloop, alsmede de sneeuw en de kou die dag - volstrekt ongeloofwaardig dat verdachten op weg naar het tankstation van schoenen zouden hebben gewisseld en dat vervolgens in de paniek op de terugweg nog eens zouden hebben gedaan. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat waar op de videoprints ten tijde van de overval buiten het tankstation een man zichtbaar is met twee lichte - reflecterende - schoenen, [medeverdachte] degene is geweest die daar stond, terwijl [verdachte] naar binnen was gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de twee werknemers van het tankstation, [getuige 2] ("de huid naast zijn ogen was iets donker getint") en [getuige 1] ("donkere ogen en rond de ogen licht getint"), niet uitsluiten dat [verdachte] degene is geweest die binnen is geweest. De overvaller droeg immers een donkere bivakmuts, wat door lichtval en de wijze van dragen tot evenbedoelde waarnemingen kan hebben geleid. Bovendien lopen de verklaringen van deze getuigen op andere punten weer uiteen, hetgeen overigens gelet op de omstandigheden niet onbegrijpelijk is. Zo verdient nog opmerking, dat de getuige [getuige 1] de indruk had dat de overvaller accentloos Nederlands sprak, iets wat van [medeverdachte] niet kan worden gezegd.
Het oordeel van de rechtbank op grond van het bovenstaande, dat [verdachte] de schutter is geweest, vindt voorts bevestiging in zijn bekennende verklaring, welke onmiskenbare daderwetenschap bevat. De aanvankelijk bekennende verklaring van [medeverdachte] bevat dergelijke informatie niet.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele aanwijzing is dat de verhorende verbalisanten Engel en Van Leeuwen ongeoorloofde psychische druk op [verdachte] hebben uitgeoefend om hem te laten bekennen.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
In de avond van 6 januari 2003 besluiten verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], nadat ze hebben geblowd en cocaïne hebben gebruikt, om een benzinestation te overvallen. Er is geld nodig. Medeverdachte [medeverdachte] neemt een vuurwapen en een bivakmuts van huis mee, laadt onderweg het vuurwapen door en zet de veiligheidspal op vuren. Bij het benzinestation aangekomen wordt besloten dat verdachte naar binnen zal gaan om de overval te plegen; [medeverdachte] blijft op de uitkijk staan. Binnengekomen in het benzinestation gaat het direct mis. Verdachte wil de drie in het benzinestation aanwezige medewerkers laten schrikken en schiet in de lucht. Vervolgens roept hij "Dit is een overval", " Dit is geen grap", "Ik wil meer geld", "Maak die kassa open", "Ik wil geld, ik wil geld en snel". Hij laadt het vuurwapen nogmaals door en schiet dan in de richting van het slachtoffer. Terwijl zij op de grond valt grist verdachte geld uit de kassalade, neemt nog wat pakjes sigaretten mee en rent dan naar buiten. Hij vlucht vervolgens met zijn medeverdachte weg van het benzinestation. Hulpdiensten zijn snel ter plaatse, maar het slachtoffer is dan al overleden aan haar verwondingen.
Deze roofoverval met dodelijke afloop heeft zeer veel emoties losgemaakt. Allereerst moet worden gedacht aan de nabestaanden van het slachtoffer, wie enorm veel leed en pijn is toegebracht. Hen is op brute wijze een dierbare ontnomen. Ook de twee collega's van het slachtoffer is onherstelbaar leed aangedaan. Niet alleen moeten zij leven met het verlies van hun collega maar ook zullen zijn blijvend herinnerd worden aan de gebeurtenissen die zich op 6 januari 2003 voor hun ogen hebben afgespeeld.
De door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde gewelddadige overval heeft ook voor zeer veel beroering in de samenleving gezorgd. Het feit dat iemand die gewoon zijn werk doet, wordt neergeschoten voor het luttele bedrag van 235 euro en een paar pakjes sigaretten, heeft veel afschuw gewekt.
De rechtbank rekent verdachte het door hem gepleegde feit zwaar aan en is van oordeel dat slechts een aanmerkelijke vrijheidsbenemende sanctie recht doet aan de ernst hiervan.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf echter rekening met de navolgende, de verdachte ontlastende omstandigheden.
Over de persoonlijkheid van verdachte is schriftelijk gerapporteerd en geadviseerd door een tweetal gedragsdeskundigen.
Drs. R. Thomassen, psychiater, heeft op 8 april 2003 geconcludeerd dat verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar ten aanzien van het hem telastgelegde moet worden geacht.
Drs. F.G. Schilder, psycholoog, heeft op 7 april 2003 geconcludeerd dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het hem telastgelegde.
De rechtbank neemt de conclusie van beide deskundigen over en maakt die tot de hare.
Door het onderzoek ter terechtzitting, mede aan de hand van de rapporten van bovengenoemde gedragsdeskundigen, heeft de rechtbank voorts de overtuiging gekregen dat verdachte bij het plegen van dit strafbare feit in een sterk afhankelijke relatie tot zijn medeverdachte heeft gestaan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de zeer jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1, te weten een 9 mm patroon, onttrekken aan het verkeer, zijnde dit een voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp de onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal voorts de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3, 5, 6 en 7, te weten een blauwe jas, merk Sailing; een paar zwarte handschoenen; een blauwe Adidas sweater; een paar Nike Max Air schoenen; en een grijze broek verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde misdrijven zijn begaan;
De rechtbank zal tenslotte gelasten dat het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4, te weten een Dutchtone telefoonkaart zal worden teruggegeven aan verdachte.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2891,89.
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 subsidiair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3500, =.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 3], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2250, =.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2891,89 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplegen van doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 2 primair:
Medeplegen van diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 9 januari 2003
in voorlopige hechtenis gesteld op : 10 januari 2003
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1, te weten een 9 mm patroon;
verklaart verbeurd de blijkens aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3, 5, 6 en 7, te weten een blauwe jas, merk Sailing; een paar zwarte handschoenen; een blauwe Adidas sweater; een paar Nike Max Air schoenen en een grijze broek ;
en gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4, te weten een Dutchtone telefoonkaart ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan : [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 2891,89, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met de bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2891,89 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 57 dagen;
bepaalt dat de voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Sentrop en De Goede, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Dingley, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2003.
parketnummer 09/925031-03