ECLI:NL:RBSGR:2003:AF8288
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering tewerkstellingsvergunning op basis van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 maart 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning. Verzoekster, een stichting gevestigd in Amsterdam, had een aanvraag ingediend voor de tewerkstelling van een Amerikaanse werknemer, C, in de functie van Director of European Operations. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen, omdat niet was aangetoond dat er voldoende wervingsinspanningen waren verricht en omdat de vacature niet tijdig was gemeld. Verzoekster beriep zich op het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten, dat volgens haar een recht op tewerkstelling zou bieden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster niet had aangetoond dat er een substantiële relatie bestond met de zusterorganisatie in de VS, noch dat er een aanzienlijk kapitaal was belegd. De rechter concludeerde dat de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en het beleid van verweerder onverkort van toepassing waren op de beoogde tewerkstelling van C. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen termen aanwezig waren voor het treffen van een dergelijke voorziening.