1.1. Eiseres zamelt – naar gesteld – in Nederland gelden in ten behoeve van behoeftigen in de door de Israëlische autoriteiten bezette Palestijnse gebieden.
1.2. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 september 2001 resolutie 1373 (2001) aangenomen. Aanleiding voor deze resolutie vormden de terroristische aanslagen die op 11 september 2001 plaatsvonden in de Verenigde Staten van Amerika.
1.3. In resolutie 1373 (2001) is – voorzover hier van belang – het besluit neergelegd dat alle lidstaten maatregelen dienen te nemen om de financiering van terrorisme te voorkomen en te onderdrukken. Meer in het bijzonder is in de resolutie vastgelegd dat tegoeden en andere financiële en economische middelen van personen die terroristische daden plegen, pogen te plegen of daaraan deelnemen of die faciliteren onmiddellijk moeten worden bevroren. Hetzelfde geldt voor tegoeden en andere financiële en economische middelen van entiteiten die het eigendom zijn of worden gecontroleerd door dergelijke personen en van personen en entiteiten die handelen in naam van of op instigatie van dergelijke personen en entiteiten. Het (direct of indirect) ter beschikking stellen van tegoeden, financiële en economische middelen en diensten aan personen en entiteiten als hiervoor bedoeld moet voorts ook verboden worden.
1.4. De Raad van Ministers van de Europese Unie heeft op 27 december 2001 een gemeenschappelijk standpunt inzake terrorismebestrijding aangenomen. Ten aanzien van de financiering van terrorisme zijn in het gemeenschappelijk standpunt soortgelijke besluiten en maatregelen opgenomen als die zijn neergelegd in voornoemde resolutie.
1.5. Voor de uitvoering van internationale besluiten, aanbevelingen of afspraken met betrekking tot het treffen van sancties in het belang van de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme maakt gedaagde – onder meer – gebruik van het instrument van de Sanctiewet 1977.
1.6. Deze wet is, met het oog op de implementatie van de hiervoor aangehaalde internationale verplichtingen, bij wet van 16 mei 2002 gewijzigd. Deze wetswijziging is op 7 juni 2002 in werking getreden.
1.7. Artikel 2 van de Sanctiewet 1977 luidt sinds voormelde wetswijziging als volgt:
“1. Ter voldoening aan verdragen, besluiten of aanbevelingen van organen van volkenrechtelijke organisaties, dan wel aan internationale afspraken, met betrekking tot de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde onderwerpen regels worden vastgesteld.
2. Indien de te stellen regels uitsluitend strekken ter uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit verdragen of uit bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties kan Onze Minister deze vaststellen.”
1.8. In artikel 3, eerste lid, van de Sanctiewet 1977, zoals dat thans luidt, is bepaald dat de in artikel 2 bedoelde regels kunnen betreffen het goederen-, diensten- en financieel verkeer, de scheepvaart, de luchtvaart, het wegverkeer, de post en de telecommunicatie en al hetgeen overigens is vereist ter voldoening aan de verdragen, besluiten, aanbevelingen dan wel internationale afspraken, bedoeld in artikel 2. Vóór de wetswijziging was aan dit artikellid toegevoegd “een en ander met betrekking tot de in de regels aangewezen staten of gebieden”.
1.9. Op 3 april 2003 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Sanctieregeling terrorisme 2003 vastgesteld. Deze regeling is op 7 april 2003 in de Staatscourant gepubliceerd en op 9 april 2003 in werking getreden. In artikel 2 van deze regeling is het volgende bepaald:
“1. Alle middelen die toebehoren aan de Stichting Al Aqsa worden bevroren.
2. Het is verboden financiële diensten te verrichten voor of ten behoeve van de Stichting Al Aqsa.
3. Het is verboden aan de Stichting Al Aqsa, rechtstreeks dan wel middellijk, middelen ter beschikking te stellen.”
1.10. In de toelichting bij de regeling wordt vermeld dat er aanwijzingen zijn dat door eiseres gelden worden overgemaakt naar organisaties die terrorisme ondersteunen in het Midden-Oosten.
1.11. Bij brief van 9 april 2003 heeft het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (verder: AIVD) de directeur-generaal Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende medegedeeld:
“(…) Ter bevestiging van eerder gedane mededelingen het volgende. Bij de uitvoering van zijn wettelijke taken heeft de AIVD uit betrouwbare doch kwetsbare bronnen het volgende vernomen.