ECLI:NL:RBSGR:2003:AF9876

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/018008-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Timmermans
  • A. Schirmeister
  • M. Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake oplichting en gebruik van valse geschriften

Op 10 juni 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 april 2001 in verzekering is gesteld en op 6 april 2001 in voorlopige hechtenis is genomen. De verdachte is beschuldigd van oplichting en het gebruik maken van valse geschriften, waarbij hij samen met anderen de Staalbank N.V. heeft opgelicht door zich voor te doen als schuldeiser van rekeninghouders van de bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld in deze incasso-fraude, waarbij valse incasso-opdrachten zijn gegeven en bedragen zijn afgeschreven van rekeninghouders. De verdachte heeft hierdoor aanzienlijke financiële schade veroorzaakt en het vertrouwen in het betalingsverkeer geschaad.

Tijdens de terechtzitting op 27 mei 2003 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in de dagvaarding, en heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn.

De rechtbank heeft bij de strafmotivering rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gezien het strafblad van de verdachte, dat geen eerdere soortgelijke feiten vertoonde, heeft de rechtbank de opgelegde straf passend geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft bepaald dat 5 maanden van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft daarnaast de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
[parketnummer]
's-Gravenhage, 10 juni 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] [geboorteplaats],
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 mei 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Koning, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en het gebruik maken van valse geschriften. Verdachte heeft samen met anderen de Staalbank N.V. opgelicht en bewogen tot afgifte van geld door, zich telkens voor te doen als schuldeiser van rekeninghouders van die bank. Verdachte heeft een incasso-contract gesloten met de Rabobank en vervolgens, samen met anderen, door het geven van valse incasso-opdrachten bedragen laten afschrijven van rekeninghouders bij Staalbank. De binnenkomende gelden op de rekening van verdachte bij de Rabobank, werden vervolgens onder meer weggesluisd naar enkele buitenlandse rekeningen. Hierdoor heeft verdachte grote financiële schade veroorzaakt en het vertrouwen in het betalingsverkeer bij dergelijke geldtransacties schade toegebracht. Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld bij deze zogenaamde incasso-fraude. Zonder de inzet van zijn bedrijf was een en ander immers niet mogelijk geweest.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 5 april 2001. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder met politie en justitie in contact is geweest, doch niet voor soortgelijke, ernstige, feiten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank, ondanks de toch lange tijd die is verstreken tussen de gepleegde feiten en de terechtzitting, navolgende straf, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 55, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
eendaadse samenloop van:
MEDEPLEGEN VAN OPLICHTING;
en:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK GEBRUIK MAKEN VAN EEN VALS GESCHRIFT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 225 LID 1 VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT, ALS WARE HET ECHT EN ONVERVALST, MEERMALEN GEPLEEGD.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 3 april 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 6 april 2001,
in vrijheid gesteld op : 10 april 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Schirmeister en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Bröcheler, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2003.