ECLI:NL:RBSGR:2003:AF9878
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Timmermans
- A. Wapenaar
- H. Schirmeister
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 juni 2003 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor oplichting en het gebruik van een vals geschrift, aan de Staat moest betalen. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 41.974,66, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 344 dagen bij gebreke van betaling.
Tijdens de zitting op 27 mei 2003 heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel minimaal € 29.495,71 en maximaal € 41.974,67 bedraagt. De Rabobank, als benadeelde partij, had eerder schadevergoeding gevorderd van de veroordeelde, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering van de Rabobank nog niet onherroepelijk was toegekend. Dit betekende dat de rechtbank niet verplicht was om deze vordering in mindering te brengen bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de vordering van de Rabobank nog niet definitief was, er geen rechtsregel was die hen verhinderde om het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil te schatten. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordeling van de veroordeelde, besloot de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter J. Timmermans, en in aanwezigheid van griffier mr. Bröcheler. De uitspraak werd gedaan in het openbaar.