RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/900467-03; 02.071681.01 (t.t.z. gev) (TUL)
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 29 augustus 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht - HvB Wolvenplein te Utrecht.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 augustus 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.D. Boetje, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Van der Heem heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, primair, en 3, primair, telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.616,= en tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda d.d. 18 februari 2002 is veroordeeld, te weten 2 weken gevangenisstraf.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1, primair, en 3, primair, is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft gedurende een relatief korte periode, 11 februari 2003 tot en met 24 mei 2003, zeer veel strafbare feiten gepleegd. In die periode heeft hij, samen met zijn vriendin, vier auto's verduisterd. Verdachte en zijn vriendin bezochten daartoe een autoverkoper en vroegen of zij met een bepaalde auto een proefrit konden maken. Nadat zij de sleutels van de auto in hun bezit hadden, vertrokken zij met de auto voor een "proefrit" om de auto vervolgens niet terug te brengen. Daarnaast hebben zij in diezelfde periode vele winkels en een hotel opgelicht. Daartoe hebben zij zich met een valse naam en een valse hoedanigheid uitgegeven voor werknemers van diverse bedrijven in het Westland, waarvan zij wisten dat werknemers van deze bedrijven op rekening goederen en diensten konden kopen. De buit bestond voornamelijk uit gereedschap, dat door verdachte en zijn vriendin na enige tijd ook op bestelling aan enkele helers in 's-Gravenhage werd geleverd. Tenslotte heeft verdachte een personalcomputer en een gereedschapskist gestolen in Voorhout.
Verdachte heeft door zo te handelen ernstig misbruik gemaakt van het soms in het handelsverkeer noodzakelijke vertrouwen tussen verkoper en koper, waarbij bovendien de goede naam van meerdere bedrijven is misbruikt. Tevens heeft verdachte de autobedrijven en de groothandelsbedrijven grote financiële schade en ongemak toegebracht.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een op naam van verdachte staand uittreksel van het Algemeen Documentatieregister d.d. 27 mei 2003, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder vergelijkbare strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft hieruit kennelijk geen lering getrokken. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd van de bij een eerdere veroordeling voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, hetgeen hem er blijkbaar evenmin van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verdachte had weliswaar problemen, terwijl hij geen uitweg zag. De rechtbank verwijt hem daarbij echter dat hij wel erg snel heeft opgegeven om hulp te zoeken bij zijn problemen en aldus de weg van de minste weerstand heeft gekozen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank na te melden straf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
Coöperatie Maasmond-Westland b.a., gevestigd te De Lier, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.627,14.
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de bij dagvaarding onder 4, 5 en 6 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen voor zover het gaat om de bedragen exclusief BTW, te weten een bedrag van € 6.132,45. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 6.132,45,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd Coöperatie Maasmond-Westland b.a..
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 7 augustus 2003 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda d.d. 18 februari 2002, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die eindigt op 4 maart 2004, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1, primair, en 3, primair, telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair, 2 en 7:
MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3, subsidiair:
ten aanzien van feit 4 en 6:
MEDEPLEGEN VAN OPLICHTING, MEERMALEN GEPLEEGD;
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT OPLICHTING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 26 mei 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 28 mei 2003,
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Coöperatie Maasmond-Westland b.a., gevestigd te De Lier, een bedrag van € 6.132,45, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met de bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 6.132,45 ten behoeve van het slachtoffer genaamd Coöperatie Maasmond-Westland b.a.;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 122 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis politierechter in de rechtbank te Breda d.d. 18 februari 2002, gewezen onder parketnummer 02.071681.01, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Sentrop en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Gruppelaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2003.