ECLI:NL:RBSGR:2003:AL1735

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/89403
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Sierra Leoonse vreemdeling en de beoordeling van dactyloscopisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een vreemdeling van Sierra Leoonse nationaliteit, die op 12 juni 2002 een asielaanvraag indiende. De aanvraag werd op 29 oktober 2002 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen, omdat de vreemdeling eerder onder een andere naam een aanvraag had ingediend. De vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat, heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 15 augustus 2003 heeft de vreemdeling betoogd dat het dactyloscopisch onderzoek, waaruit bleek dat hij eerder onder een andere naam een aanvraag had gedaan, op een vergissing berustte. Hij stelde dat zijn handschrift niet overeenkwam met dat van de persoon onder wie hij eerder geregistreerd stond.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat de conclusie van de IND onjuist is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het dactyloscopisch onderzoek. De stelling van de vreemdeling dat zijn handschrift en de foto's niet overeenkomen, werd niet overtuigend genoeg geacht om de resultaten van het dactyloscopisch onderzoek te weerleggen. De rechtbank concludeert dat de IND in redelijkheid het asielrelaas van de vreemdeling ongeloofwaardig heeft kunnen achten, gezien het feit dat hij eerder onder een andere naam een aanvraag had ingediend.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter P.G. Wijtsma en openbaar uitgesproken op 20 augustus 2003. Partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: AWB 02/89403
uitspraak: 20 augustus 2003
U I T S P R A A K
inzake: A,
geboren op [...] 1979,
verblijvende te B,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
IND dossiernummer: 9610-20-4005,
eiser,
gemachtigde: mr. I. Egmond-van Ladesteyn, advocaat te Utrecht,
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite, werkzaam bij de IND.
1. PROCESVERLOOP
1.1 Op 12 juni 2002 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Bij beschikking van 29 oktober 2002 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
1.2 Bij beroepschrift van 27 november 2002 heeft eiser beroep ingesteld tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 augustus 2003. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. MOTIVERING
Standpunten van partijen
2.1 Eiser heeft onder meer aangevoerd dat hij na een demonstratie in december 2001 van de Kono Youth Organisation (KOYO) waar hij lid van is, met enkele andere leden is opgepakt door rebellen. De autoriteiten zijn eveneens op zoek gegaan naar leden van de KOYO, omdat zij hen ervan beschuldigen de vrede in gevaar te brengen door hun provocerende demonstratie. In januari 2002 is eiser ontsnapt uit handen van de rebellen en op 29 april 2002 heeft hij zijn land verlaten.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid. Bij het onderzoek naar de aanvraag heeft verweerder betrokken dat eiser reeds eerder, onder een andere naam, een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland heeft ingediend. Immers, uit dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat eiser bekend is onder een andere naam, C, en dat hij op 21 oktober 1996 onder die naam een aanvraag heeft ingediend. Nu eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt omtrent zijn identiteit, bestaat er volgens verweerder geen reden nog geloof te hechten aan zijn relaas.
2.3 Eiser bestrijdt in beroep dat hij eerder onder andere naam een asielverzoek heeft ingediend. Hij stelt zich op het standpunt dat zijn handschrift niet overeenkomt met dat van C. Ook diens foto lijkt niet op de foto van eiser. Hij kondigt een handschriftkundig onderzoek aan en stelt zich op het standpunt dat hij tot die tijd het voordeel van de twijfel dient te krijgen. Volgens eiser berust het dactyloscopisch onderzoek op een vergissing.
2.4 Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het beroep.
Beoordeling van het beroep
2.5 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.6 Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst; of
d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
2.7 Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, van artikel 31 Vw wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling reeds eerder, onder een andere naam, een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland heeft ingediend.
2.8 Verweerder beroept zich erop dat een dactyloscopisch onderzoek volledig geautomatiseerd wordt uitgevoerd; als uit zo'n onderzoek blijkt dat er al eerder een dactyloscopisch signalement van een persoon is vervaardigd, kan volgens verweerder onomstotelijk worden vastgesteld dat het om één en dezelfde persoon gaat. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het dactyloscopisch onderzoek. Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat het op grond van artikel 31, eerste lid, Vw aan eiser, en niet aan verweerder, is om desgewenst aan te tonen dat C en hij niet één en dezelfde persoon zijn. Het lag dan ook op de weg van eiser om aan te tonen dat de conclusie van verweerder onjuist is.
2.9 Eisers stelling, dat zijn handschrift afwijkt van dat van C en dat de foto's van hemzelf en C verschillend zijn, weegt niet op tegen de resultaten van het dactyloscopisch onderzoek. Ook op dit punt lag op de weg van eiser om door middel van een contra-expertise aannemelijk te maken dat hij en C verschillende personen zijn.
2.10 Uit het vorenstaande volgt dat verweerder in redelijkheid het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Daarbij heeft hij acht kunnen slaan op het feit dat dit relaas niet kan kloppen, nu eiser in 1996 onder een andere naam en met een ander asielrelaas in Nederland een aanvraag heeft ingediend. Eiser kan derhalve niet aan artikel 29, eerste lid, Vw een aanspraak op een verblijfsvergunning ontlenen.
2.11 Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
2.12 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat (geen) aanleiding.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2003, in tegenwoordigheid van mr. A.J.T. Harkema als griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 21 augustus 2003