ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8177
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Onverbindendheid van artikel 22 van de richtlijn in relatie tot de Gaswet en de beginselen van behoorlijk bestuur
In deze zaak, gewezen door de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 oktober 2003, staat de onverbindendheid van artikel 22 van de richtlijn centraal, in het licht van artikel 13 van de Gaswet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eisers, bestaande uit de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie Productschap Tuinbouw en de vereniging Land- en Tuinbouworganisatie Nederland, vorderen dat artikel 22 van de richtlijn buiten werking wordt gesteld. Dit artikel zou leiden tot hogere indicatieve tarieven voor gastransport, wat nadelig is voor de tuinders die een aanzienlijk deel van de gasafzetmarkt vertegenwoordigen.
De rechtbank overweegt dat de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) bij het vaststellen van de richtlijn rekening moet houden met het belang van leveringszekerheid, maar dat dit niet zonder meer kan leiden tot hogere tarieven. De eisers stellen dat de richtlijn in strijd is met de Gaswet en de beginselen van behoorlijk bestuur, en dat de leveringszekerheid niet als argument kan worden gebruikt om hogere tarieven te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de directeur DTe binnen zijn beleidsvrijheid een zorgvuldige afweging kan maken, en dat de richtlijn niet evident onverbindend is.
Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van eisers af, en veroordeelt hen in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij het vaststellen van richtlijnen die invloed hebben op de gasmarkt, en bevestigt dat de leveringszekerheid niet automatisch kan leiden tot hogere tarieven voor gastransport.