ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8276
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw geboren in 1956, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking van 'verruimde gezinshereniging bij ouders'. De aanvraag werd op 4 maart 2003 door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen. Hiertegen maakte verzoekster bezwaar, maar zij mocht de behandeling van het bezwaar niet in Nederland afwachten. Op 6 maart 2003 verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in zijn brief van 30 juli 2003 had aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat uit artikel 73 van de Vreemdelingenwet 2000 niet kon worden afgeleid dat het verweerder niet was toegestaan om, op basis van de omstandigheden van de individuele zaak, de werking van het bestreden besluit op te schorten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, wat betekende dat de uitzetting van verzoekster achterwege moest blijven totdat op het bezwaar was beslist.
Daarnaast werd de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon om het betaalde griffierecht van € 116,-- aan verzoekster te vergoeden, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster ter hoogte van € 322,--. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.