ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8276

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/14654
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw geboren in 1956, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking van 'verruimde gezinshereniging bij ouders'. De aanvraag werd op 4 maart 2003 door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen. Hiertegen maakte verzoekster bezwaar, maar zij mocht de behandeling van het bezwaar niet in Nederland afwachten. Op 6 maart 2003 verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in zijn brief van 30 juli 2003 had aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat uit artikel 73 van de Vreemdelingenwet 2000 niet kon worden afgeleid dat het verweerder niet was toegestaan om, op basis van de omstandigheden van de individuele zaak, de werking van het bestreden besluit op te schorten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, wat betekende dat de uitzetting van verzoekster achterwege moest blijven totdat op het bezwaar was beslist.

Daarnaast werd de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon om het betaalde griffierecht van € 116,-- aan verzoekster te vergoeden, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster ter hoogte van € 322,--. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 03/14654
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1956,
van Marokkaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0301.06.8025,
gemachtigde: mr. L.E. Nijk, Bureau Rechtshulp te Zwolle,
verzoekster;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 7 oktober 2002 heeft verzoekster een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'verruimde gezinshereniging bij ouders, arbeid vrij; bij moeder B'. Bij beschikking van 4 maart 2003 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij brief van 6 maart 2003 is daartegen bezwaar gemaakt.
1.2 Verzoekster mag de behandeling van het bezwaar niet in Nederland afwachten. Bij verzoekschrift van 6 maart 2003 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten totdat in bezwaar is beslist.
2 Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2 Verweerder heeft bij brief van 30 juli 2003 aangegeven, zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. Verweerder stelt in deze brief dat het gelet op het bepaalde in artikel 73, tweede lid, niet in zijn macht ligt te bewerkstelligen dat de werking van de beschikking (alsnog) wordt opgeschort.
2.3 In artikel 73, eerste lid, Vw2000 is, voor zover in deze zaak relevant, bepaald dat indien bezwaar is gemaakt de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. In artikel 73, tweede lid, aanhef en onder a, Vw2000 is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is indien de aanvraag is afgewezen met toepassing van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a of d, Vw2000.
2.4 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit deze bepalingen niet worden afgeleid dat het verweerder niet is toegestaan, op grond van omstandigheden de individuele zaak betreffende, in afwijking van het bepaalde in artikel 73, tweede lid, Vw2000 te bepalen dat de werking wat het bestreden besluit zal worden opgeschort totdat op het bezwaar is beslist.
Dat in artikel 73, tweede lid, Vw2000 voor de daar genoemde situaties een uitzondering wordt gemaakt op de van rechtswege krachtens artikel 73, eerste lid, Vw2000 aan het indienen van bezwaar verbonden schorsende werking, kan deze conclusie niet dragen. Ook uit de Awb is niet af te leiden dat het een bestuursorgaan niet vrij zou staan ten gunste van de aanvrager af te wijken van het uitgangspunt dat door het indienen van een bezwaarschrift de werking van het bestreden besluit niet wordt opgeschort.
Bovendien kan op grond van een redelijke wetsinterpretatie niet worden aangenomen dat het in de Awb en de Vw2000 gegeven stelsel van rechtsbescherming er toe leidt dat de rechter wel vermag aan een bezwaarprocedure opschortende werking toe te kennen waar het bestuursorgaan zelf dat niet zou mogen.
2.5 Nu verweerder zelf -zo begrijpt de voorzieningenrechter zijn brief van 30 juli 2003- van oordeel is dat aan het bezwaarschrift schorsende werking moet worden toegekend, zal de voorlopige voorziening worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding het onderzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen.
2.6 Tevens ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3 BESLISSING
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het betaalde griffierecht ad € 116,-- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ad € 322,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoekster dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.G. den Ambtman als griffier op 1 augustus 2003
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 1 augustus 2003