ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8884

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757312-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. Krekel
  • M. van Wezel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en schuldheling van recreatiepark Duinrell

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 oktober 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing en schuldheling. De verdachte heeft op 13 mei 2003 een dreigbrief gestuurd naar recreatiepark en camping Duinrell, waarin hij dreigde bommen te hebben geplaatst en eiste dat er een bedrag van 50.000 euro aan hem zou worden overgemaakt. De brief werd op 16 mei 2003 door Duinrell ontvangen, wat leidde tot een melding bij de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelingen, een volledige poging tot afpersing had gepleegd, ondanks dat het delict niet voltooid was. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat er sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte alles had gedaan om zijn doel te bereiken en het misdrijf niet was voltooid door een omstandigheid die van zijn wil afhankelijk was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan trainingsprogramma's. De rechtbank verklaarde ook een aantal inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd, waaronder de dreigbrieven die de verdachte had gebruikt om het misdrijf voor te bereiden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
's-Gravenhage, 13 oktober 2003.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] [geboorteplaats],
[adres],
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 september 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.M.L. Theelen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.J. Beliën heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en onder 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens het Leger des Heils, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien een dergelijke aanwijzing zou inhouden deelname aan modulaire trainingsprogramma’s en deelname aan het project Transfer.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen dreigbrieven (nummer 10) zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder verdachte inbeslaggenomen printers (nummer 1, 2 en 5), papieren (nummer 3), reçu (nummer 4), telefoontoestellen (nummer 6 en 7), oplaadapparaat (nummer 8), brieven (nummer 9), computer systeemkast (nummer 11).
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Beroep op vrijwillige terugtred.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat er ten aanzien van feit 1 sprake is van een vrijwillige niet-voltooiing van de afpersing, in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, zodat zijn cliënt wegens vrijwillige terugtred dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en heeft daartoe het volgende overwogen.
Verdachte heeft, na meerdere voorbereidingshandelingen te hebben verricht, op 13 mei 2003 een dreigbrief naar recreatiepark en camping Duinrell verstuurd welke daar op 16 mei 2003 is ontvangen. Daarmede kan worden gesproken van een volledige poging tot afpersing. Dat het niet tot een voltooid delict is gekomen, vloeit niet voort uit een omstandigheid die van de wil van verdachte afhankelijk was. Immers heeft verdachte er alles aan gedaan dat in zijn vermogen lag om het gewenste resultaat te bereiken en heeft hij niet zelf de hand gehad in het niet overdragen van het geld. Dat de afpersing zelf is mislukt vloeit naar het oordeel van de rechtbank slechts voort uit het besluit van Duinrell om naar de politie te gaan, alwaar in overleg besloten is een neppakket zonder geld af te leveren. Derhalve is het misdrijf niet voltooid ten gevolge van een omstandigheid die niet van de wil van de verdachte afhankelijk was.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat verdachtes verklaring, inhoudende dat hij spijt heeft gekregen en nimmer van plan was het pakket op te halen – wat daar overigens ook van zij – hier niets aan af doet nu Duinrell door verdachtes brief al bewogen was tot afgifte (van weliswaar een neppakket), zodat er geen sprake meer kan zijn van een vrijwillige terugtred.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en onder 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van recreatiepark en camping Duinrell. Verdachte heeft hiertoe Duinrell een brief gestuurd met de bewering dat hij in dat recreatiepark drie koffers, elk bevattende een bom, had geplaatst en dat hij een bedrag van 50.000 euro in een pakketje op een container wilde ontvangen. Wanneer men niet aan zijn eis zou voldoen en/of de politie zou inschakelen, dreigde verdachte de drie bommen tot ontploffing te brengen.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij, in een periode dat er veel media-aandacht was voor afpersingen van grote concerns, getracht heeft deze verhoogde dreiging van, dan wel de toenemende angst voor dergelijke afpersingen en het daarmee gepaard gaande geweld, te benutten voor eigen gewin en dat verdachte hierbij heeft gekozen voor een kwetsbaar bedrijf als Duinrell.
Hierbij heeft hij op geen enkele wijze oog gehad voor de verstrekkende gevolgen die zijn daden zouden kunnen hebben, noch voor de angst, de overlast en de inzet van personeel en materieel die een dergelijke serieus te nemen bedreiging met zich brengt.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een bromscooter, hetgeen een feit is dat bijdraagt aan de instandhouding van de afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige voorwerpen en dat bijgevolg bestreden dient te worden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 mei 2003, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld is.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een verdachte betreffend Vroeghulprapport van het Servicepunt Reclassering d.d. 21 mei 2003, alsmede van een verdachte betreffend Adviesrapport van het Leger des Heils, gedateerd 22 augustus 2003. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend Voorlichtingsrapport van het Leger des Heils van 2 september 2003. Blijkens voornoemd rapport is het Leger des Heils van oordeel dat training van verdachte in het kader van delictpreventie noodzakelijk is, zodat geadviseerd wordt verdachte reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarde de mogelijkheid tot deelname aan modulaire trainingsprogramma’s en deelname aan project Transfer.
Op grond van het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is. De rechtbank zal echter, nu zij – mede gelet op de omstandigheid dat verdachte zelf ter terechtzitting als reden voor de afpersing heeft aangegeven dat hij het wel spannend vond – van oordeel is dat training van verdachte in het kader van delictpreventie noodzakelijk is, bepalen dat een gedeelte van die straf voorwaardelijk zal worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook indien zulks inhoud deelname aan modulaire trainingsprogramma’s en deelname aan project Transfer.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen kladjes van de originele brief, genummerd 9, verbeurdverklaren, zijnde deze kladjes voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze kladbrieven zijn vervaardigd tot het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen dreigbrieven, genummerd 10, eveneens verbeurdverklaren, zijnde deze brieven voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van deze brieven het onder 1 bewezenverklaarde feit is voorbereid/begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen printers (nummer 1, 2 en 5), papieren (nummer 3), het reçu (nummer 4), de telefoontoestellen (nummer 6 en 7), het oplaadapparaat (nummer 8), en een computersysteemkast (nummer 11).
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45, 57, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en onder 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 2:
schuldheling;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 30 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, i.c. het Leger des Heils, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien een dergelijke aanwijzing inhoudt deelname aan modulaire trainingsprogramma’s en deelname aan project Transfer;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 18 mei 2003;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 21 mei 2003;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen kladjes van de originele dreigbrief (nummer 9) en de dreigbrieven (nummer 10);
gelast de teruggave aan veroordeelde van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: de printers (nummer 1, 2 en 5), de papieren (nummer 3), het reçu (nummer 4), de telefoontoestellen (nummer 6 en 7), het oplaadapparaat (nummer 8) en de computer systeemkast (nummer 11).
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Krekel en Van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Steen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 oktober 2003.