ECLI:NL:RBSGR:2003:AM3192

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/41572
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening voor machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van Pakistaanse student

In deze zaak verzoekt de Pakistaanse verzoeker om een voorlopige voorziening in het kader van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van het volgen van een studie aan de Hogeschool Holland. De verzoeker heeft op 5 september 2002 een aanvraag ingediend, maar de afgifte van de mvv is vertraagd door de vereiste gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte, die hij niet kan overleggen vanwege de sluiting van de Nederlandse ambassade in Islamabad. De voorzieningenrechter oordeelt dat de omstandigheden rondom de legalisatie van de geboorteakte voor risico van de verweerder zijn en dat de belangen van de verzoeker zwaarder wegen dan die van de verweerder. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, omdat de verzoeker anders zijn studie zou mislopen. De voorzieningenrechter gelast de verweerder om de mvv uiterlijk op 23 augustus 2003 af te geven, mits de verzoeker in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 644,--, en het griffierecht van € 116,-- wordt vergoed.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 03 / 41572 MVV F
inzake: A, geboren op [...] 1980, van Pakistaanse nationaliteit, wonende/verblijvende te Pakistan, verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Khan, advocaat te Hoofddorp,
tegen: de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. M.C.G.G. van Hoek, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Aan de orde is het verzoek om voorlopige voorziening hangende de behandeling van het op 28 juli 2003 ingediende bezwaarschrift van verzoeker tegen de brief van 1 juli 2003 van het Nederlands consulaat-generaal te Karachi.
1.2 Verzocht wordt om verzoeker vrij te stellen van het vereiste een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte te overleggen teneinde een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te kunnen verkrijgen en verweerder te gebieden alsnog de gevraagde mvv af te geven.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2003. Ter zitting hebben verzoeker en verweerder bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader uiteengezet.
1.4 Ter zitting is het onderzoek aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich nader over het geschil uit te laten. Op 15 en 19 augustus 2003 heeft de voorzieningenrechter nadere informatie ontvangen van verweerder en op 19 augustus 2003 een reactie hierop van de gemachtigde van verzoeker. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier, met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting, het onderzoek gesloten.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan -onder meer- indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Feiten
2.2 Bij de beoordeling van het onderhavige geschil neemt de voorzieningenrechter de volgende feiten als vaststaand aan.
Op 5 september 2002 heeft de heer B, hierna ook te noemen de hoofdpersoon, ten behoeve van verzoeker een aanvraag ingediend om verlening van een mvv met als doel het volgen van een studie aan de Hogeschool Holland te Diemen. Op 20 december 2003 heeft verzoeker bij verweerder geklaagd over het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van 5 september 2002. In reactie op deze brief heeft verweerder om nadere informatie verzocht, welke verzoeker op 17 januari 2003 heeft verstrekt.
Bij besluit van 22 januari 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, aangezien niet gebleken is dat verzoeker de toelatingstest voor de beoogde opleiding met goed gevolg heeft afgelegd.
Het hiertegen op 11 februari 2003 ingediende bezwaar is bij besluit van 26 maart 2003 gegrond verklaard, aangezien door verzoeker wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor de voorbereiding op de studie. Voorts is in het besluit aangegeven dat dit betekent dat als verzoeker een aanvraag tot het verlenen van een mvv indient bij de diplomatieke vertegenwoordiging in zijn land van herkomst of bestendig verblijf, deze ingewilligd zal worden, onder voorbehoud dat verzoeker kan aantonen in het bezit te zijn van een geldig nationaal paspoort en een origineel vertaalde gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte.
Verweerder heeft bij brief van 26 maart 2003 de Nederlandse vertegenwoordiging te Islamabad meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen afgifte van een mvv en aangegeven dat verzoeker bij de aanvraag de hiervoor genoemde bescheiden dient te overleggen. De ambassade te Islamabad heeft op 31 maart 2003 aan verweerder medegedeeld, onder verwijzing naar IND-werkinstructie 287 dat de consulaire afdeling sedert 4 juni 2002 en tot nader orde gesloten is voor alle publiekstaken wegens de veiligheidssituatie. Bij brief van 7 april 2003, per koerier verzonden, heeft verweerder de Nederlandse vertegenwoordiging te Karachi hetzelfde verzoek gedaan als eerder aan de ambassade te Islamabad. Bij fax van 15 mei 2003 is deze brief opnieuw verstuurd.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker verklaard dat verzoeker naar aanleiding van de correspondentie van verweerder contact opgenomen heeft met het consulaat te Karachi en desgevraagd de voor de aanvraag van de mvv van belang zijnde stukken per post aan het consulaat heeft doen toekomen. Omdat een beslissing van het consulaat uitbleef, heeft de gemachtigde van verzoeker verschillende malen geprobeerd telefonisch contact te krijgen met het consulaat. Daar dat niet lukte en ook tussentijds contact met medewerkers van verweerders visadienst in Nederland tot niets leidde, heeft de gemachtigde van verzoeker op 19 juni 2003 een schriftelijk verzoek ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Karachi, om, met vrijstelling van het vereiste van een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte, een mvv af te geven.
Bij schrijven 1 juli 2003 heeft de consulaire afdeling van de ambassade van Karachi op dit verzoek gereageerd met de mededeling dat in verband met de verificatie en legalisatie van de geboorteakte van verzoeker met de aanvraag tot het verlenen van een mvv gewacht zal moeten worden tot de ambassade te Islamabad haar publiekstaak weer heeft hervat en het consulaat-generaal te Karachi alleen verificatie en legalisatie aanvragen in behandeling neemt, wanneer deze brondocumenten betreffen die door de autoriteiten in Sindh of Baluchistan zijn verstrekt.
Standpunten partijen
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar geen kans van slagen heeft. In hoofdstuk B1/1.1.5 Vc is bepaald dat alvorens de ambassade tot afgifte van een mvv overgaat een identiteitscontrole plaatsvindt. Voor vreemdelingen afkomstig uit Pakistan – een zogenaamd probleemland – geldt ten aanzien van het genoegzaam aantonen van de identiteit dat zij conform het Besluit Identiteitsvaststelling bij afgifte van een mvv door Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen in probleemlanden van 13 juni 2001 bij afgifte van een mvv door Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen in probleemlanden een geverifieerde en gelegaliseerde geboorteakte dienen te overleggen. Dit besluit biedt geen ruimte voor afwijking van dit vereiste. Verzoeker dient een gelegaliseerde geboorteakte te overleggen om in het bezit te kunnen komen van een mvv. Zonder geldige gelegaliseerde geboorteakte zal het consulaat te Karachi niet kunnen overgaan tot afgifte van de mvv.
2.4 Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat in het onderhavige geval afgeweken zou moeten van het beleid. Die bevoegdheid heeft verweerder ook. Voor verzoeker is het onmogelijk om zijn geboorteakte te laten legaliseren, nu de ambassade in Islamabad voor onbepaalde tijd gesloten is en hij voor legalisatie niet terecht kan bij het consulaat te Karachi. Verweerder kan in redelijkheid geen eisen stellen waaraan onmogelijk kan worden voldaan. Er is aanleiding om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien 27 augustus 2003 de laatste dag is waarop verzoeker in de gelegenheid is om het toelatingsexamen af te leggen, teneinde de studie op 1 september a.s. te kunnen aanvangen. Van verzoeker kan niet in redelijkheid verlangd worden de heropening van de ambassade te Islamabad af te wachten. Hij is al meer dan een jaar bezig met de voorbereidingen voor de studie. Dit zou een verloren jaar zijn.
Toepasselijk recht
2.5 Ingevolge artikel 72 lid 2 Vw wordt een beschikking omtrent de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf voor de toepassing van afdeling 2 “Regulier” van hoofdstuk 7 “Rechtsmiddelen” van de Vreemdelingenwet 2000 gelijkgesteld met een beschikking gegeven krachtens die wet.
2.6 De aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op de verlening van een verblijfsvergunning in Nederland. (Vc, hoofdstuk B1/1.1). De voorwaarden die zijn gesteld met het oog op de verlening van een verblijfsvergunning zijn te vinden in artikel 13 e.v. Vw, het daarop gebaseerde Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV), alsmede in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.7 In hoofdstuk B1/1.1.5 Vc is bepaald dat een mvv wordt afgegeven door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland. De mvv kan slechts worden afgegeven na voorafgaande machtiging door de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de IND. Alvorens de ambassade tot afgifte van de mvv overgaat, vindt een identiteitscontrole plaats. Betrokkene dient zijn identiteit genoegzaam aan te tonen.
Voor vreemdelingen, afkomstig uit onder meer Pakistan geldt ten aanzien van het genoegzaam aantonen van de identiteit dat zij conform het Besluit Identiteitsvaststelling bij afgifte van een mvv door Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen in probleemlanden van 13 juni 2001 (kenmerk: DJZ/BR/0490-01) (hierna: het Besluit Identiteitsvaststelling) een geverifieerde en gelegaliseerde geboorteakte dienen te overleggen.
2.8 In het Besluit Identiteitsvaststelling is bepaald dat ten aanzien van personen, afkomstig uit de landen die door de Minister van Buitenlandse Zaken als probleemland op het gebied van het schriftelijk bewijs zijn aangewezen, beoordeling van de identiteit niet plaats vindt aan de hand van een paspoort maar tevens aan de hand van een na 1 april 1996 gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte.
In de toelichting bij dit besluit is onder meer het volgende opgenomen:
Het is immers ongewenst dat personen onder een andere dan de eigen naam of hoedanigheid deelnemen aan het grensoverschrijdend personenverkeer. Daarmee zijn niet slechts de Nederlandse belangen gediend, maar ook de belangen van de internationale rechtsgemeenschap. In de landen die door de minister als probleemland zijn aangemerkt kan bij de beoordeling van de identiteit niet worden volstaan met de overlegging van een paspoort door de aanvrager, maar dient betrokkene een na 1 april 1996 gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte over te leggen. De ervaring leert dat de door de aanvragers uit de probleemlanden overgelegde geboorteakten, mits gelegaliseerd en geverifieerd als brondocument de meeste waarborgen bieden om de identiteit vast te stellen. Dit klemt te meer aangezien een houder van een mvv een langdurig verblijf in Nederland voor ogen heeft, uit dien hoofde zal worden ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en derhalve een meer bestendige en meer omvattende intrede in de Nederlandse rechtsorde zal maken, dit in tegenstelling tot de vreemdeling die een visum voor een kortdurend verblijf aanvaagt. Een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte strekt tot een extra noodzakelijke waarborg dat de identiteit van de aanvrager overstemt met de in de aanvraag vermelde identiteit. Als een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte ontbreekt is het voor de post niet mogelijk om de identiteit van de aanvrager met voldoende zekerheid vast te stellen en komt de mvv-aanvraag niet voor inwilliging in aanmerking.
Overwegingen voorzieningenrechter
2.9 De voorzieningenrechter stelt vast dat, alhoewel de brief van 1 juli 2003 van het consulaat-generaal te Karachi gegoten is in de vorm van een mededeling van informatieve aard, deze brief, mede bezien in het licht van het verzoek van verzoekers gemachtigde van 19 juni 2003, de weigering behelst om verzoeker een mvv af te geven.
2.10 Niet in geschil is dat verzoeker aan de voorwaarden voldoet die gesteld zijn voor het verblijfsdoel waarvoor hij de mvv heeft aangevraagd.
2.11 Voorts staat vast dat verzoeker niet in het bezit is van een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte en hij daarmee niet voldoet aan het beleid als neergelegd in het Besluit Identiteitsvaststelling. Dit laat onverlet dat verweerder ingevolge artikel 4:84 Awb bevoegd is van zijn beleid af te wijken, indien het handelen overeenkomstig het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
2.12 Uit de ter zitting besproken brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 december 2002 en 15 april 2003 blijkt dat wegens de sluiting van de consulaire afdeling van de ambassade te Islamabad aldaar vanaf 27 mei 2002 geen publiekstaken meer kunnen worden uitgevoerd en visumverlening niet mogelijk is, aangezien de tijdelijke kantoorruimte van de ambassade niet voldoet aan de vereiste beveiligingsvoorschriften. Voorts blijkt uit die brieven dat het Nederlandse consulaat-generaal te Karachi tot 18 maart 2003 evenmin legalisatiewerkzaamheden heeft kunnen verrichten en vanaf genoemde datum slechts voor zover het gaat om documenten, afkomstig uit de provincies Sindh en Baluchistan.
2.13 De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze omstandigheden in de risicosfeer liggen van verweerder. Dat verzoekers geboorteakte, niet afkomstig uit één van de twee hiervoor genoemde provincies, niet geverifieerd en gelegaliseerd kan worden, kan dan ook in redelijkheid niet voor verzoekers risico komen. Dit vormt echter op zich onvoldoende aanleiding om van verweerder te verlangen in afwijking van het beleid tot afgifte van een mvv over te gaan. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn met legalisatie zwaarwegende belangen gemoeid. Het gaat daarbij immers om het voor echt verklaren van een document, opdat het in de Nederlandse rechtsorde kan worden toegelaten als bewijs dat het in het document opgenomen feitencomplex juist is. Die jurisprudentie betreft met name legalisatie van documenten, die vereist zijn met het oog op het verkrijgen van een verblijfstitel met als doel gezinshereniging of gezinsvorming, de voltrekking van een huwelijk of het aanvragen van kinderbijslag.
In het onderhavige geval is echter een mvv aangevraagd ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor studie hier te lande, waarvoor documenten als hiervoor bedoeld niet zijn vereist. Evenmin is inschrijving in de registers van de burgerlijke stand voorwaarde voor het verkrijgen van zodanige vergunning. Bovendien is verblijf in Nederland met als doel studie naar zijn aard tijdelijk. Van een meer bestendige en meer omvattende intrede in de Nederlandse rechtsorde, de grondslag voor het voeren van het hier aan de orde zijnde beleid, is dan ook geen sprake. Het overleggen van een geverifieerde en gelegaliseerde geboorteakte als extra waarborg – naast een geldig paspoort - dat de identiteit van de aanvrager overeenstemt met de in de aanvraag vermelde identiteit, boet daarmee aan belang in.
2.14 Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
2.15 Vervolgens ligt de vraag voor of er, vooruitlopend op een beslissing op bezwaar van verweerder, aanleiding is de gevraagde voorziening te treffen. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Niet betwist is dat woensdag 27 augustus 2003 de laatste gelegenheid voor verzoeker is om het toelatingsexamen af te leggen voor zijn studie aan de Hogeschool Holland. Voorts wordt vastgesteld dat sinds de aanvraag van verzoeker bijna een jaar is verstreken, zonder dat verweerder verzoeker bij die aanvraag dan wel op enig ander moment in de procedure erop gewezen heeft dat hij er rekening mee diende te houden dat, ook al zou hij aan de voorwaarden voor verblijf voldoen, afgifte van een mvv onzeker was gelet op de situatie van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Pakistan. Bij deze stand van zaken dienen, mede in het licht van hetgeen hierboven onder 2.13 is overwogen, de belangen van verzoeker bij het treffen van de voorziening zwaarder te wegen dan de belangen van verweerder bij het achterwege laten daarvan.
2.16 Gelet op het vorenstaande komt het verzoek om voorlopige voorziening voor toewijzing in aanmerking.
2.17 In dit geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,-- (1punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
2.18 De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb, te bepalen dat verweerder aan verzoeker het voor het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht ad € 116,-- zal vergoeden.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 gelast verweerder om verzoeker, mits in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding, uiterlijk zaterdag 23 augustus 2003 in het bezit te (doen) stellen van een machtiging tot voorlopig verblijf;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, verzoeker moet voldoen;
3.4 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 116,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, voorzieningenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2003, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Affourtit-Kramer als griffier.
afschrift verzonden op: 21 augustus 2003
Coll:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.