ECLI:NL:RBSGR:2003:AO0409

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/900634-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Engelen
  • A. de Graaf
  • J. van Seventer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling conservator voor verduistering en vernieling van museumstukken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 december 2003 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een conservator van het Nederlands militair-historisch museum. De conservator is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het wegnemen van waardevolle museumstukken en het vernielen van antieke boeken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die van 1997 tot 2003 in het museum werkte, zich schuldig had gemaakt aan verduistering en opzettelijke vernieling. Hij had tijdens zijn werkzaamheden in het museum waardevolle prenten en boeken gestolen en deze verkocht voor financieel gewin. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij, als conservator, verantwoordelijk was voor de zorg van de cultuurstukken en het vertrouwen van zijn werkgever en collega's op grove wijze had geschaad. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die volgens deskundigen in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar was. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte voor een periode van zes jaar ontzet uit het recht om het beroep van conservator uit te oefenen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het museum, niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900634-03
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 16 december 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in Penitentiair Complex Scheveningen,
Huis van Bewaring “de Kantelberg”, Unit 4 te ’s-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 december 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Baumgarten, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Van Dam heeft nader gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 3 telastgelegde wordt vrijgesproken en heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij de polikliniek voor ambulante forensische psychiatrie De Waag te ’s-Gravenhage.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte uit het recht zal worden ontzet zijn beroep als conservator in een museum uit te oefenen voor de periode van 6 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen indische prenten (nummers 5 t/m 12) zullen worden teruggegeven aan de stichting “Het Koninklijk Nederlands leger –en wapenmuseum Generaal Hoefer” te Delft.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen genummerd 1, 2, 3 en 4 zullen worden teruggegeven aan de verdachte onder het voorbehoud dat met betrekking tot de zwarte laptop computer met kenmerk KVI 106 (nummer 1) de harde schijf zal worden gewist.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing bij wijze van voorschot van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 51.748,94 (posten 4, 5 en 8) en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en bijkomende straf zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf het volgende overwogen.
In de periode van 1 januari 1999 tot en met 16 juli 2003 heeft verdachte uit het Koninklijk Nederlands leger –en wapenmuseum Generaal Hoefer te Delft een groot aantal waardevolle stukken weggenomen. Verdachte werkte vanaf 1997 in het museum, in het jaar 2000 was hij tot conservator benoemd. Veelal tijdens zijn werkzaamheden in het weekend zocht verdachte oude prenten, boekwerken en schilderijen uit waarna hij ze, op een onbewaakt moment, wegnam uit het museum voor de verkoop aan vrienden en aan winkeliers. De prenten, schilderijen en boekwerken werden door verdachte in een koker of een plastic tas onder de arm meegenomen.
Honderden prenten werden door verdachte uit zeldzame antieke boeken gescheurd en/of gesneden. Onder de vernielde boeken bevindt zich een boek van M. Bagetti, waarvan er wereldwijd slechts drie bestaan. Uit dit boekwerk heeft verdachte tenminste 20 prenten gesneden. Verdachte heeft door zijn handelwijze een groot aantal museumstukken onherstelbaar vernield en beschadigd. Als kunsthistoricus wist hij als geen ander welke enorme en onherstelbare schade hij toebracht aan deze cultuurstukken.
Als conservator van het museum was verdachte juist verantwoordelijk voor de staat en hoedanigheid van de cultuurstukken en heeft hij het vertrouwen dat door zijn werkgever en collega’s in hem werd gesteld op grove wijze geschaad.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij handelde uit puur financieel gewin (verdachte heeft naar eigen zeggen fl. 90.000,= verdiend met de verkoop van de stukken, en heeft voor vele tonnen euro’s aan schade aangericht). Verdachte heeft ook geen oog gehad voor het feit dat hij de afnemers van de stukken in een zeer lastige situatie heeft gebracht.
Blijkens een uittreksel d.d. 17 juli 2003 van de Centrale Justitiële Documentatiedienst te Almelo, is gebleken dat verdachte onbekend is in het justitiële documentatieregister.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van H.E.M. van Beek, psychiater te Doetinchem, van 23 oktober 2003. De psychiater geeft aan dat verdachte beschikt over een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door afhankelijke, conflictvermijdende en onrijpe trekken. Er is, naar het inzicht van de psychiater, geen sprake van een psychiatrisch ziektebeeld.
Ten tijde van het telastgelegde was er bij verdachte sprake van een ziekelijke storing van de geestvermogens in de vorm van aanpassingsstoornis met gemengd angstige en depressieve stemming. Er is sprake van afhankelijke, conflictvermijdende en onrijpe persoonlijkheidstrekken.
Ook blijkens de inhoud van het rapport d.d. 28 oktober 2003 van W.J.L. Lander, psycholoog te Hulst, wordt de persoonlijkheid van verdachte gekenmerkt door onrijpe, afhankelijke en conflictvermijdende trekken, zonder dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Het telastgelegde kan verdachte, volgens beide deskundigen, in licht verminderde mate worden toegerekend. Beiden adviseren om verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een psychotherapeutische behandeling bij De Waag op te leggen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
Blijkens de inhoud van het voorlichtingsrapport van de stichting reclassering Nederland d.d. december 2003, opgesteld door G. van der Hooft, reclasseringswerker, geeft verdachte aan in de toekomst niet meer in musea werkzaam te willen zijn. Verdachte wil cursussen kunstgeschiedenis geven in buurthuizen. Verdachte heeft voorts aangegeven last te hebben van psychische problemen. Gelet op de inhoud van psychiatrische rapportage van de heer Van Beek voornoemd, acht de reclasseringswerker een behandeling geïndiceerd. Ook de reclasseringswerker lijkt een verplichte behandeling bij De Waag in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel in onderhavige zaak passend en geboden.
De rechtbank neemt de adviezen van de beide deskundigen en van de reclasseringswerker over.
Gezien het hiervoor overwogene, alsmede de omstandigheid dat de verduisteringen hebben plaatsgevonden gedurende een lange periode en omdat verdachte de museumstukken in zijn functie als conservator van het museum heeft weggenomen, acht de rechtbank naast een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf met bijzondere voorwaarde, de bijkomende straf van ontzetting uit het recht om het beroep van conservator in een museum uit te oefenen passend en geboden.
Inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 t/m 12, te weten: 1 zwarte laptop computer met uniek volgnummer op KVI 106; een zwart IBM computeronderdeel met floppy, uniek volgnummer op KVI 107; een zwart IBM computeronderdeel met uniek volgnummer op KVI 108; 3 diskettes met uniek volgnummer KVI 109; een indische plaat, drenken der paarden, nummer 80 met uniek volgnummer 110; een indische plaat, kaartspelers, nummer 119, uniek volgnummer 111; een indische plaat, gang van districtshoofd, nummer 130, uniek volgnummer 112; een indische plaat, karbouwenkarren, nummer 138, uniek volgnummer 113; een indische plaat, waterkant en plein, nummer 161, uniek volgnummer 114; een indische plaat, ingelijst, soedanere regenten, nummer 15, uniek volgnummer 115; een indische plaat, ingelijst, regenten met hoofden, nummer 16, uniek volgnummer 116; een indische plaat, ingelijst, president soesoehoenan, uniek volgnummer 117.
De vordering van de benadeelde partij.
De stichting koninklijk Nederlands militair-historisch museum, gevestigd te 2611 CA Delft, Korte Geer 1, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 118.942,54.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 28, 57, 325, 310, 321, 322 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 3 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENSTBETREKKING ONDER ZICH HEEFT, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN OF BESCHADIGEN OF ONBRUIKBAAR MAKEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland;
ook als dat inhoudt het volgen en voltooien van een behandeling bij de polikliniek voor ambulante forensische psychiatrie “De Waag” te
‘s-Gravenhage;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 juli 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 18 juli 2003,
gelast de ontzetting van verdachte uit diens recht om zijn beroep als conservator uit te oefenen voor een periode van 6 jaren;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 t/m 12, te weten: 1 zwarte laptop computer met uniek volgnummer op KVI 106; een zwart IBM computeronderdeel met floppy, uniek volgnummer op KVI 107; een zwart IBM computeronderdeel met uniek volgnummer op KVI 108; 3 diskettes met uniek volgnummer KVI 109; een indische plaat, drenken der paarden, nummer 80 met uniek volgnummer 110; een indische plaat, kaartspelers, nummer 119, uniek volgnummer 111; een indische plaat, gang van districtshoofd, nummer 130, uniek volgnummer 112; een indische plaat, karbouwenkarren, nummer 138, uniek volgnummer 113; een indische plaat, waterkant en plein, nummer 161, uniek volgnummer 114; een indische plaat, ingelijst, soedanere regenten, nummer 15, uniek volgnummer 115; een indische plaat, ingelijst, regenten met hoofden, nummer 16, uniek volgnummer 116; een indische plaat, ingelijst, president soesoehoenan, uniek volgnummer 117;
bepaalt dat de benadeelde partij stichting koninklijk Nederlands militair-historisch museum, gevestigd te 2611 CA Delft, Korte Geer 1 niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Engelen, voorzitter,
De Graaf en Van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2003.