ECLI:NL:RBSGR:2003:AO0565

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/57174, 03/57173
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Sassenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 november 2003 uitspraak gedaan in een procedure betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag. Verzoeker, een Chinese nationaliteit, was op 26 oktober 2003 gearriveerd in het asielzoekerscentrum Schiphol. Hij had eerder op die dag een fouillering ondergaan door de Koninklijke Marechaussee, maar er waren geen documenten aangetroffen. De rechtbank moest beoordelen of de aanvraag van verzoeker binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 48 uur was afgehandeld. Verzoeker stelde dat de termijn was aangevangen op het moment van de fouillering, terwijl verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, stelde dat de termijn pas begon bij de aanmelding in het asielzoekerscentrum.

De rechtbank oordeelde dat de 48-uurstermijn inderdaad was aangevangen op het moment dat verzoeker het asielzoekerscentrum betrad. De rechtbank baseerde zich op het deurkrukcriterium, zoals verwoord in de Vreemdelingencirculaire 2000, en concludeerde dat de eerdere fouillering niet als een aanvang van de asielprocedure kon worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat verzoeker geen andere inhoudelijke gronden had aangevoerd. De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter J.M. Sassenburg, in aanwezigheid van griffier F.M. Saive.

Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
vreemdelingenkamer
Voorlopige voorziening
Uitspraak
artikel 8:81 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nrs.: AWB 03/57174 VRONTN (voorlopige voorziening)
AWB 03/57173 VRONTN (beroep)
IND-nr: 0310-24-0190
inzake: A, geboren op [...] 1985, van Chinese nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium Tafelbergweg te Amsterdam, verzoeker,
gemachtigde: mr. L.B. Vellenga-van Nieuwkerk, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Alkmaar,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.H. Visser, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst
van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 30 oktober 2003 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 oktober 2003 waarbij de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is afgewezen. Op diezelfde datum is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, waarbij is verzocht uitzetting van verzoeker achterwege te laten totdat op het beroep zal zijn beslist.
2. Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 14 november 2003. Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig H. Diels als tolk in de Mandarijnse taal.
3. Aan het eind van de zitting is het onderzoek gesloten.
II. FEITEN
Uit het dossier blijkt het volgende:
1. Verzoeker is op 26 oktober 2003 om 14:25 uur door een medewerker van de Koninklijke Marechaussee (KMar) met het oog op eventuele aanwezigheid van reis- of identiteitspapieren, documenten of bescheiden op grond van artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000, aan kleding of lichaam onderzocht, alsmede de bagage. Daarbij is niets aangetroffen .
2. Op 26 oktober 2003 is verzoeker om 17:30 uur gearriveerd en aangemeld bij het asielzoekerscentrum Schiphol.
3. Op 27 oktober 2003 zijn verzoekers vingerafdrukken afgenomen.
4. Het besluit van verweerder waarbij de aanvraag van verzoeker is afgewezen is op 30 oktober 2003 om 8:50 uur aan verzoeker uitgereikt.
III. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
1. In beroep heeft verzoeker aangevoerd dat het bestreden besluit niet binnen de 48 procesuren waarbinnen een aanvraag binnen een aanmeldcentrum (AC) dient te worden afgedaan, is uitgereikt, waardoor het besluit geen stand kan houden. Verweerder is ten onrechte uitgegaan van een aanvangstijd van de 48-uurstermijn op 26 oktober 2003 om 17.30 uur. Uit het dossier blijkt dat eerder is begonnen met het onderzoek naar de identiteit en reisroute. Verzoeker is daarbij op grond van artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 gefouilleerd. Dit onderzoek door de KMar heeft plaatsgevonden ten behoeve van de asielaanvraag. In het licht van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 oktober 2003 (200304447/1), waarin is vastgesteld dat de AC-termijn aanvangt wanneer een begin wordt gemaakt met enig op de asielaanvraag gericht onderzoek, stelt verzoeker dat de 48-uurstermijn is gaan lopen op het moment dat dit onderzoek is gestart.
2. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag binnen 48 procesuren in het AC is afgewezen. Gelet op paragraaf C3/12.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is geen sprake van termijnoverschrijding. De vragen die aan de grens worden gesteld door de KMar hebben geen betrekking op de beoordeling van de asielaanvraag, maar worden louter in het kader van de uitoefening van grensbewakingstaken gesteld. Op dat moment wordt dus geen aanvang gemaakt met het onderzoek naar de aanvraag. De bevoegdheid van de KMar op grond van artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 om een vreemdeling aan zijn lichaam, kleding en bagage te onderzoeken op de aanwezigheid van documenten moet worden gezien als een maatregel van toezicht en niet als het starten van een onderzoek naar de aanvraag. Artikel 55 staat immers in hoofdstuk 4, afdeling 2 van de Vw 2000: “Maatregelen van toezicht”. Voorts wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij artikel 55 van de Vw 2000 waarin het volgende wordt gesteld: “Indien tot fouillering wordt overgegaan, impliceert dat op geen enkele wijze dat de procedure daarmee een aanvang heeft genomen.”
IV. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of er gegeven de spoedeisendheid van het verzoek aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen dan wel het besluit van verweerder om de uitzetting niet achterwege te laten, te schorsen.
2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter, hierna de rechtbank, na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Verzoeker is tijdig op deze bevoegdheid gewezen.
3. De AC-procedure voorziet in afdoening van asielverzoeken binnen 48 uur. Deze procedure leent zich slechts voor die zaken waarvan verweerder, daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht nemend, binnen deze korte termijn kan beoordelen of de aanvraag op grond van artikel 30 of 31 van de Vw 2000 kan worden afgewezen.
4. Omtrent de stelling van verzoeker dat verweerder de aanvraag niet binnen 48 procesuren heeft afgedaan, overweegt de rechtbank het volgende.
5. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 wordt onder procesuren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in het aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren tussen 22:00 uur tot 08:00 uur niet meetellen.
6. In paragraaf C3/12.1.3 van de Vc 2000 is bepaald dat voor het AC Schiphol geldt dat de 48-uursprocedure aanvangt op het moment dat de vreemdeling van de luchthaven wordt overgebracht naar het AC en het AC daadwerkelijk is binnengetreden (het zogenaamde deurkrukcriterium).
7. In artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 wordt bepaald dat de daar bedoelde ambtenaren bevoegd zijn ter ondersteuning van het onderzoek of een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 kan worden ingewilligd, om een vreemdeling aan diens kleding of lichaam te onderzoeken alsmede zijn bagage te doorzoeken met het oog op eventuele aanwezigheid van reis- of identiteitspapieren, documenten of bescheiden die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag.
8. Gelet op het deurkrukcriterium als verwoord in rechtsoverweging 6, is de rechtbank van oordeel dat de 48-uurstermijn is aangevangen met het betreden van verzoeker van het AC Schiphol op 26 oktober 2003 om 17:30 uur. Dat verzoeker eerder op die dag op grond van artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 is gefouilleerd, doet daar niet aan af. Blijkens de Memorie van Toelichting bij dit artikel impliceert dit immers op generlei wijze dat de procedure een aanvang heeft genomen. De bevoegdheid als bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 bestaat immers reeds voordat de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend, als hij te kennen geeft een aanvraag te willen indienen. Voorts kan het onderzoek dienen om documenten en bescheiden veilig te stellen ten behoeve van het onderzoek naar de aanvraag (artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000), maar het kan ook geschieden met het oog op de veiligheid van de aangewezen plaats (artikel 55, derde lid, van de Vw 2000).
9. De rechtbank overweegt voorts dat voorafgaande aan verzoekers aankomst op het AC Schiphol geen handelingen zijn verricht die zouden kunnen worden getypeerd als het begin van het onderzoek in de zin van de uitspraak van de AbRS waarop verzoeker zich beroept. Zo zijn de vingerafdrukken in het kader van het zogenaamd dactyloscopisch signalement eerst afgenomen nadat verzoeker het AC was binnengetreden. Voor zover uit de uitspraak van de AbRS kan worden afgeleid dat de 48-uurstermijn ook met ander onderzoek dan het dactyloscopisch onderzoek kan aanvangen, wijst de rechtbank erop dat in het onderhavige geval het fouilleren van verzoeker op grond van artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 tot niets heeft geleid. Ook om deze reden kan niet worden gezegd dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de asielaanvraag.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanvraag van verzoeker binnen de door de wet gestelde termijn van 48 procesuren door verweerder is afgedaan.
11. Nu verzoeker geen andere, inhoudelijke, gronden aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd, is de rechtbank van oordeel dat uit het voorgaande tevens volgt dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in ongegrondverklaring van het beroep kan eindigen. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep te beslissen. Het beroep tegen de afwijzende beschikking op de asielaanvraag van verzoeker zal dan ook ongegrond worden verklaard. Dat brengt mee dat het verzoek om een voorlopige voorziening wegens gebrek aan belang dient te worden afgewezen.
12. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is niet gebleken.
IV. BESLISSING
De rechtbank
in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 03/57173 VRONTN:
verklaart het beroep ongegrond;
in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 03/57174 VRONTN:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. J.M. Sassenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Saive, griffier en openbaar gemaakt op: 19 november 2003.
De griffier,
De voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op: 19 november 2003
Conc.: EHL
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen een week na de verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen rechtsmiddel open.