ECLI:NL:RBSGR:2003:AO1333
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 september 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van bewaring van een vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.K. Westerhof, had beroep aangetekend tegen het besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat op 8 september 2003 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 9 september 2003 een beroepschrift had ingediend, waarin ook schadevergoeding werd verzocht. Tijdens de openbare behandeling op 16 september 2003 was de vreemdeling aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk in de Chinese taal aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) besproken, met name artikel 59, dat de voorwaarden voor bewaring van vreemdelingen regelt. De rechtbank oordeelde dat de noodzakelijke documenten voor de terugkeer van de vreemdeling binnen korte termijn beschikbaar moesten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat acht dagen na de aanvang van de bewaring een geldig laissez-passer beschikbaar was, wat de rechtmatigheid van de bewaring bevestigde. De rechtbank heeft het standpunt van de gemachtigde van de vreemdeling verworpen, dat verweerder een kopie van het laissez-passer moest overleggen, en benadrukte dat pas bij twijfel aan de juistheid van de stellingen van verweerder een nadere toelichting vereist is.
De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met de Vw 2000 en dat de belangenafweging in redelijkheid was gerechtvaardigd. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.