RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757467-03
's-Gravenhage, 16 februari 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], thans gedetineerd P.I. Haaglanden, HvB Zoetermeer.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 februari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Mantz, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen op een pistool gelijkend voorwerp zal worden ontrokken aan het verkeer en dat het onder verdachte inbeslaggenomen geld en de computer zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ? 4.000,-- als voorschot op de immateriële schade en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 4.000,-- subsidiair 80 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam].
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Door de raadsman is betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Immers, ook de verdachte heeft, volgens de verklaring van de NFI-deskundige afgelegd ter terechtzitting, een zeer groot risico gelopen dat de gebruikte explosieven tot ontploffing zouden komen bij de fabricage en plaatsing ervan in het pakketje.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van verdachte het primair tenlastegelegde is bewezen, te weten de poging tot moord, bestaande uit het plaatsen van een pakketje met explosieve inhoud in de brievenbus van zijn buurman. Dit pakketje is ontploft toen de buurman het pakketje heeft geopend. De buurman heeft daarbij zeer ernstig letsel opgelopen.
Voorwaardelijk opzet op de dood van een persoon is aanwezig, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Het is vaste rechtspraak dat de beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (Zie HR 25 maart 2003, LJN AE90490, zaaknr. 02664/01).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de bewezenverklaarde handelwijze van verdachte gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, zoals hierboven omschreven, een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Dat verdachte bij de fabricage en plaatsing van het bompakketje ook een zeker risico heeft gelopen, is daarmee niet in tegenspraak. Verdachte zal zich immers bewust zijn geweest van het gevaar van ontploffing en daarom uiterst voorzichtig hebben gehandeld om een ontploffing te voorkomen; daarentegen was het juist zijn bedoeling dat het pakketje tot ontploffing zou komen als de buurman dit zou openen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft een pakketje met explosieve inhoud in de brievenbus van zijn buurman gedaan. Toen het slachtoffer dit pakje opende, is het ontploft en is het slachtoffer ernstig gewond geraakt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij deze daad weloverowogen heeft begaan en - gelet op verdachtes kennis van explosieve stoffen - het risico heeft genomen dat de buurman zou overlijden.
Ook heeft verdachte een pijpbom vervaardigd en boven zijn deur gehangen en aldus een ernstig misdrijf - het tweegbrengen van een ontploffing met levensgevaar voor anderen - voorbereid.
Bovendien had verdachte naast voornoemde pijpbom nog drie pijpbommen, springstof en een gasdrukpistool in huis dan wel in de berging. Alleen ten aanzien van de boven de deur bevestigde pijpbom is er overigens sprake van eendaadse samenloop van de feiten 2 en 3.
Er werd ook nog eens 15 gram cocaïne in zijn huis aangetroffen. Verdachte heeft aldus geen oog gehad voor de risico's die het bezit van cocaïne oplevert voor de volksgezondheid en voor de maatschappelijke problemen die dit met zich brengt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit justitieel documentatieregister betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte weliswaar reeds eerder is veroordeeld terzake strafbare feiten; echter niet voor geweldsdelicten, overtredingen van de Opiumwet en overtredingen van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Reclassering Nederland d.d.
14 oktober 2003, waarin geadviseerd wordt aan verdachte de bijzondere voorwaarde tot behandeling bij De Waag op te leggen bij een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank kan hier geen invulling aan geven omdat zij aan verdachte de levensbedreigende delicten bijzonder ernstig aanrekent en de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats acht zodat de rechtbank niet toekomt aan een voorwaardelijke straf die vereist is om een bijzondere voorwaarde op te leggen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 3 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot dit aan verdachte toebehorende voorwerp de onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten is begaan of voorbereid;
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2.
De vordering van de benadeelde partij.
[naam], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ? 15.950,--, waarvan ? 10.000,-- als voorschot op smartengeld.
Deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een voorschot aan smartengeld, groot
? 4.000,--, is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal dit deel van de vordering toewijzen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op een hoger bedrag dan ? 4.000,-- aan smartengeld, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de schade aan de auto, groot ? 5.950,--, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze schade niet rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 4.000,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 46, 55, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1 primair:
Poging tot moord;
feit 2:
Voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, waarbij hij opzettelijk voorwerpen en stoffen vervaardigt en voorhanden heeft;
feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 5:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 7 augustus 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 12 augustus 2003;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, te weten: een computer;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: een op een pistool gelijkend voorwerp;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten: 20 biljetten van ? 50,--;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt
verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 4.000,--, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 4.000,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Oskam en Veldt-Foglia, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2004.