ECLI:NL:RBSGR:2004:AO5003
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. Keuzenkamp
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenrechtelijke ophouding en bewaring van een asielzoeker na staandehouding
In deze zaak gaat het om de vreemdelingenrechtelijke staandehouding en bewaring van eiser, een asielzoeker van Sierra Leoonse nationaliteit, die op 27 januari 2004 vreemdelingenrechtelijk werd staande gehouden als inzittende van een auto die de Nederlands-Belgische grens was gepasseerd. Eiser had geen identiteitspapieren bij zich en verklaarde een lopende asielprocedure te hebben. Na de staandehouding werd hij overgebracht naar een verhoorlokatie, maar tijdens een fouillering ontkwam hij en werd hij strafrechtelijk aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Na zijn vrijlating werd hij opnieuw in vreemdelingenbewaring gesteld.
De rechtbank oordeelt dat de tijd van de strafrechtelijke ophouding een onderbreking is van de vreemdelingenrechtelijke ophouding en dat deze laatste niet langer heeft geduurd dan de wettelijk toegestane zes uren. De rechtbank wijst de stelling van eiser dat de staandehouding discriminatoir was van de hand, omdat er geen bewijs is dat zijn huidskleur een rol heeft gespeeld bij de staandehouding. De rechtbank concludeert dat de vreemdelingenrechtelijke ophouding rechtmatig was en dat de vrees bestaat dat eiser zich aan de uitzetting zal onttrekken, gezien zijn gebrek aan identiteitspapieren en vaste woon- of verblijfplaats.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.