ECLI:NL:RBSGR:2004:AO8086

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 03/1268
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over vaststellingsovereenkomsten tussen BAM Vastgoed B.V. en Samenwerkingsverband Ypenburg

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 april 2004, zijn BAM Vastgoed B.V. en het Samenwerkingsverband Ypenburg als eisers in conventie opgetreden tegen twee gedaagden in conventie, die beiden in 's-Gravenhage wonen. De procedure begon met een dagvaarding op 5 november 2003, waarbij de eisers de gedaagden hebben opgeroepen om te verschijnen voor de voorzieningenrechter. Tijdens de zitting op 25 november 2003 hebben alle partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, die is vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting. Deze overeenkomst vormde de basis voor verdere onderhandelingen en afspraken tussen de partijen.

Op 5 maart 2004 hebben BAM en BOY een nadere vaststellingsovereenkomst gesloten met de tweede gedaagde, en op 20 april 2004 hebben zij een soortgelijke overeenkomst gesloten met de eerste gedaagde. Deze overeenkomsten zijn aan het vonnis gehecht en maken daar deel van uit. De voorzieningenrechter heeft de eisers gemachtigd om, indien de gedaagden niet voldoen aan de bepalingen van de vaststellingsovereenkomsten, zelf uitvoering te geven met behulp van de sterke arm van politie en justitie.

Daarnaast is er een boete van € 100.000 vastgesteld voor de eerste gedaagde bij enige overtreding van de vaststellingsovereenkomsten. Het vonnis verklaart de uitvoerbaarheid bij voorraad en bepaalt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G. Tangenberg in aanwezigheid van de griffier op 22 april 2004.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 22 april 2004,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 03/1268 van:
1. de besloten vennootschap
BAM Vastgoed B.V.,
gevestigd te Bunnik,
2. het openbaar lichaam
Samenwerkingsverband Ypenburg,
gevestigd te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. A.M.W.R. van de Weijenberg te 's-Hertogenbosch,
tegen:
1. [gedaagde in conventie sub 1],
wonende te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. C. Smals-van Dijk,
2. [gedaagde in conventie sub 2],
wonende te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
procureur mr. J. Postma.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "BAM", "BOY", "[gedaagde in conventie sub 1]" en "[gedaagde in conventie sub 2]" (of, waar het [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gezamenlijk betreft, "[gedaagden in conventie]").
1. Het verloop van de procedure
Bij exploot van 5 november 2003 hebben BAM en BOY [gedaagden in conventie] gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van 25 november 2003. Partijen zijn op de zitting verschenen, vergezeld van hun respectieve raadslieden. Ter beslechting van hun geschillen in conventie en in reconventie hebben partijen ter zitting een schikking getroffen die nadere uitwerking behoefde. Met het oog hierop is de behandeling van de zaak aangehouden tot 13 december 2003, pro forma, en vervolgens verder, laatstelijk tot 6 maart 2004. BAM en BOY hebben begin maart 2004 verzocht de inmiddels met [gedaagde in conventie sub 2] gesloten (nadere) vaststellingsovereenkomst vast te leggen in een vonnis en de behandeling van de zaak voor het overige voort te zetten. Voortzetting van de behandeling is vervolgens bepaald op 20 april 2004. Op de zitting van 20 april 2004 hebben BAM , BOY en [gedaagde in conventie sub 1] een (nadere) vaststellingsovereenkomst getekend en op een aantal, niet in die overeenkomst vervatte, punten eveneens overeenstemming bereikt. Verzocht is ook deze schikking in een vonnis vast te leggen.
Gelet op dit een en ander is er aanleiding de proceskosten zowel in conventie als in reconventie op na te melden wijze te compenseren.
Een en ander brengt mee dat beslist moet worden als volgt.
2. De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie en in reconventie:
Verstaat dat ter zitting van 25 november 2003 door alle partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten die is vervat in het proces-verbaal van die zitting dat aan dit vonnis is gehecht en daarvan deel uitmaakt;
verstaat dat BAM en BOY op 5 maart 2004 een nadere vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde in conventie sub 2];
verstaat dat BAM en BOY ter zitting van 20 april 2004 een nadere vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde in conventie sub 1],
de nadere vaststellingsovereenkomsten van 5 maart 2004 en 20 april 2004 zijn aan dit vonnis gehecht en maken daarvan deel uit;
machtigt BAM en BOY om, indien [gedaagde in conventie sub 2] geen gevolg geeft aan één of meer van de in de vaststellingsovereenkomsten van 25 november 2003 en 5 maart 2004 neergelegde bepalingen, daaraan zelf uitvoering te (doen) geven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
machtigt BAM en BOY om, indien [gedaagde in conventie sub 1] geen gevolg geeft aan één of meer van de in de vaststellingsovereenkomsten van 25 november 2003 en 20 april 2004 neergelegde bepalingen, daaraan zelf de uitvoering te (doen) geven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
bepaalt ten aanzien van [gedaagde in conventie sub 1] voorts dat hij, bij enige overtreding van de bepalingen zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomsten van 25 november 2003 en 20 april 2004, aan BAM en BOY een onmiddellijk opeisbare boete verbeurt van € 100.000,--;
bepaalt dat deze boete niet vatbaar is voor matiging;
verstaat dat buiten de ter de zitting van 20 april 2004 tussen BAM, BOY en [gedaagde in conventie sub 1] gesloten vaststellingsovereenkomst niet geregeld blijft de vergoeding van de kosten gemoeid met de instandhouding en aanleg van de waterhuishouding van het perceel van [gedaagde in conventie sub 1] op deelplan 14, welke kosten zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte "factuur waterhuishouding perceel [gedaagde in conventie sub 1]" van 14 april 2004;
verstaat dat BAM, BOY en [gedaagde in conventie sub 1] elkaar over en weer finale kwijting verlenen voor de tot en met 20 april 2004 door ieder van hen geleden schade;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
JB